ECLI:NL:HR:2016:1337

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
28 juni 2016
Zaaknummer
15/01985
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep in verband met opgelegde straf en wijziging van wetgeving omtrent dierenhouderschap

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was veroordeeld tot een geldboete van € 250,- subsidiair 5 dagen hechtenis voor een overtreding van het Honden- en Kattenbesluit 1999. De advocaat van de verdachte, G.J. Woodrow, heeft een middel van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld. Het Hof had geoordeeld dat er geen beroep in cassatie openstond tegen het bestreden arrest, op basis van artikel 427, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de wetsgeschiedenis van het Honden- en Kattenbesluit 1999 geen gewijzigd inzicht omtrent de strafwaardigheid met zich meebracht, waardoor de nieuwe regeling niet van toepassing was. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet-ontvankelijk was in het cassatieberoep.

De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere beslissing van het Gerechtshof en onderstreept de strikte toepassing van de regels omtrent de ontvankelijkheid van cassatieberoepen in strafzaken. De zaak benadrukt ook de impact van wetgeving op de strafbaarheid van gedragingen in het kader van dierenhouderschap.

Uitspraak

28 juni 2016
Strafkamer
nr. S 15/01985
AJ/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 26 februari 2015, nummer 20/001949-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het bestreden arrest heeft betrekking op overtreding van de volgende, ten tijde van het plegen van het feit geldende, bepalingen, te weten: art. 2 in verbinding met art. 3 van het Honden- en Kattenbesluit 1999, een krachtens art. 56 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gesteld voorschrift, dat ingevolge art. 1 in samenhang met art. 2, vierde lid, van de Wet op de economische delicten (WED) een overtreding oplevert. Het Hof heeft ter zake van dat feit een geldboete van € 250,- subsidiair 5 dagen hechtenis, opgelegd. Ingevolge art. 427, tweede lid, Sv staat tegen het bestreden arrest beroep in cassatie niet open, zodat de verdachte in het ingestelde beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 juni 2016.