Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3. Beslissing
28 juni 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 13 oktober 2015 is gewezen. De verdachte, geboren in 1983, was eerder betrokken bij een incident waarbij hij een man met een scherp voorwerp in de rug stak. Deze man had de verdachte eerder uit een kroeg gezet. Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat J.J.J. van Rijsbergen. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit kan zijn omdat de verdachte onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom, op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak vond plaats op 28 juni 2016 en werd gedaan door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.