ECLI:NL:HR:2016:1473

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2016
Publicatiedatum
8 juli 2016
Zaaknummer
15/03856
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksvermogensrecht en verrekenbeding in cassatie met betrekking tot rekening-courantschuld en vennootschap

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen een vrouw en een man over de verdeling van hun vermogen na echtscheiding. Partijen waren in 1986 op huwelijkse voorwaarden gehuwd, waarbij zij met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen waren getrouwd. De vrouw had in haar verzoekschrift tot echtscheiding verzocht om een verdeling van het te verrekenen vermogen, waarbij zij stelde dat de waarde van de vennootschap van de man moest worden verrekend en dat de rekening-courantschuld van de man aan de vennootschap aan hem moest worden toegescheiden. De rechtbank had de man opgedragen bewijs te leveren van zijn stelling dat de schuld aan de vennootschap voornamelijk was ontstaan door privé-uitgaven, maar had de beslissing hierover aangehouden.

Het gerechtshof had in een tussenbeschikking geoordeeld dat de rekening-courantschuld niet viel in enige tussen partijen bestaande gemeenschap, en dat de man in privé aansprakelijk was voor deze schuld. Het hof oordeelde dat de opnames uit de rekening-courant niet als netto-inkomen van de man konden worden gekwalificeerd, en dat de schuld tussen partijen moest worden verrekend voor zover deze was ontstaan ter dekking van de kosten van de gemeenschappelijke huishouding. In de eindbeschikking vernietigde het hof de beschikking van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de bewijsopdracht en oordeelde dat de vennootschap in eigendom toebehoorde aan de man.

De Hoge Raad heeft het beroep van de vrouw verworpen, waarbij werd geoordeeld dat het hof terecht had beslist dat de vennootschap niet in de tussen partijen bestaande gemeenschap viel en dat de rechtbank de zaak terug moest verwijzen voor verdere behandeling van de rekening-courantschuld. De Hoge Raad benadrukte dat de stelling van de vrouw dat de schuld in rekening-courant moest worden bezien in samenhang met het vermogen van de vennootschap, niet op feiten was gebaseerd. De beslissing van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van huwelijkse voorwaarden en de verdeling van vermogen na echtscheiding.

Uitspraak

8 juli 2016
Eerste Kamer
15/03856
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand,
t e g e n
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.A.J.G. Janssen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak C/18/134300/FA RK 12-1210 van de rechtbank Noord-Nederland van 11 december 2012 en 1 mei 2013;
b. de beschikkingen in de zaak 200.130.977/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 augustus 2014 en 19 mei 2015.
De beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikkingen van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en het aanvullend cassatierekest zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van het middel
3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Partijen zijn in 1986 op huwelijkse voorwaarden gehuwd.
(ii) In de huwelijkse voorwaarden zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
“Artikel 1
De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd.
(…)
Artikel 5
1. De kosten van de gemeenschappelijke huishouding (…) worden voldaan uit de netto-inkomens der echtgenoten naar evenredigheid daarvan; voorzover deze inkomens ontoereikend zijn, worden deze kosten voldaan uit ieders netto-vermogen naar evenredigheid daarvan.
2. Onder netto-inkomen wordt verstaan het inkomen onder aftrek van de daarover verschuldigde belasting op inkomen, premieheffing-volksverzekeringen en andere wettelijke inhoudingen of heffingen. Onder netto-vermogen wordt verstaan het vermogen onder aftrek van de daarover verschuldigde belasting op vermogen.
(…)
Artikel 8
De echtgenoten verplichten zich over elk kalenderjaar hetgeen van hun netto-inkomen in de zin van artikel 5, onder aftrek van hetgeen daarvan is besteed voor de gemeenschappelijke huishouding, overblijft onderling te verrekenen in die zin, dat de ene echtgenoot een vordering verkrijgt op de andere echtgenoot ten bedrage van de helft van het aan diens zijde overblijvende als hiervoor bedoeld. Indien de echtgenoten over en weer een vordering op elkaar krijgen worden de vorderingen gecompenseerd tot het bedrag van de kleinste vordering. Indien aan een echtgenoot langs andere weg iets ten goede komt of is gekomen van het overblijvende van het inkomen van de andere echtgenoot, wordt zijn vordering dienovereenkomstig verminderd.
(…)
Artikel 11
Geen verrekening heeft plaats:
a. over de tijd, dat de echtgenoten anders dan in onderling overleg niet samenwonen of dat tussen hen scheiding van tafel en bed bestaat;
(…)”.
(iii) De man is directeur-grootaandeelhouder van de besloten vennootschap [A] B.V. (hierna: de vennootschap). Hij heeft een schuld in rekening-courant aan de vennootschap.
(iv) Het huwelijk van partijen is in 2013 door echtscheiding ontbonden.
3.2.1
In haar verzoekschrift tot echtscheiding heeft de vrouw – voor zover in cassatie van belang – tevens verzocht dat het te verrekenen vermogen tussen partijen bij helfte wordt verdeeld. De vrouw heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de waarde van de vennootschap dient te worden verrekend en dat de rekening-courantschuld die de man aan de vennootschap heeft aan de man moet worden toegescheiden.
3.2.2
De rechtbank heeft overwogen dat de man bewijs diende te leveren van zijn stelling dat de schuld aan de vennootschap vrijwel volledig is veroorzaakt door privé-uitgaven (deels ook van de vrouw). Zij heeft iedere beslissing daarover aangehouden. In het dictum van haar beschikking van 1 mei 2013 heeft de rechtbank voorts onder meer bepaald dat de vennootschap aan de man wordt toebedeeld.
3.2.3
In zijn tussenbeschikking van 26 augustus 2014 heeft het hof, voor zover in cassatie van belang, overwogen:
“7.12 De vrouw stelt dat de vraag of de rekening-courantschuld is ontstaan door ofwel de man ofwel de vrouw niet ter zake doet, zodat de rechtbank de bewijsopdracht ten onrechte heeft verstrekt. De vrouw stelt daartoe dat de winsten uit de onderneming jaarlijks zijn toegevoegd aan het eigen vermogen van de onderneming en dat vervolgens via de rekening-courant opnames zijn gedaan als voorschot op de uit te keren winsten. Daaruit kan naar de mening van de vrouw worden afgeleid dat de winstreserves inmiddels aan de man als directeur-grootaandeelhouder zijn uitgekeerd. Door wie van partijen met welk doel het geld is gespendeerd, is daarbij onbelangrijk.
(…)
7.14
Het hof stelt bij de beoordeling van deze grief voorop dat de schuld die de man uit rekening-courant aan zijn onderneming heeft, niet valt in enige tussen partijen bestaande (eenvoudige) gemeenschap, zodat van toedeling van deze schuld aan de man alleen al om die reden geen sprake kan zijn. De man is in privé een schuld aangegaan bij zijn onderneming, waarvoor in beginsel alleen hij aansprakelijk is. De man heeft evenwel onderbouwd gesteld dat een aanzienlijk gedeelte van de opnames die in rekening-courant zijn gedaan, is aangewend ter voldoening van de kosten van de huishouding. Dat zulks inderdaad het geval is kan tevens worden afgeleid uit de door de man overgelegde brief van het administratiekantoor (…), waarin de boekhouder van de onderneming onder meer opmerkt dat in de afgelopen jaren nagenoeg de volledige winst na belasting in rekening-courant werd opgenomen ter dekking van privé-uitgaven.
7.15
Artikel 5 van de huwelijkse voorwaarden van partijen bepaalt - kort gezegd - dat de kosten van de gemeenschappelijke huishouding worden voldaan uit de netto-inkomens van partijen naar evenredigheid daarvan, en dat voor zover deze inkomens ontoereikend zijn, de kosten worden voldaan uit ieders netto-vermogen naar evenredigheid daarvan.
Anders dan de vrouw stelt, kwalificeren de opnames uit rekening-courant in dit kader niet als netto-inkomen van de man ten laste waarvan de kosten van de huishouding gebracht kunnen worden. Die opnames betreffen immers geen dividenduitkeringen.
Voor zover een schuld is aangegaan ter dekking van de kosten van de huishouding omdat de netto-inkomens en netto-vermogens van partijen ontoereikend zijn geweest om deze kosten te kunnen voldoen, dient deze schuld tussen partijen te worden verrekend.
Van belang is derhalve in hoeverre de opnames in rekening-courant zijn aangewend ter dekking van huishoudelijke kosten die niet hadden kunnen worden voldaan uit de netto- inkomens dan wel de netto-vermogens van partijen. Door wie van partijen deze kosten zijn gemaakt, is daarbij niet relevant; partijen dienen immers op grond van hun huwelijkse voorwaarden de gehele kosten van de gemeenschappelijke huishouding naar evenredigheid van hun inkomens dan wel vermogens te dragen.
7.16
Voor zover de vrouw met haar grief heeft betoogd dat inzake de door de rechtbank gegeven bewijsopdracht niet ter zake doet of de schuld in rekening-courant (vrijwel volledig) is ontstaan door privé-uitgaven, faalt hij. Voor zover de vrouw heeft betoogd dat niet relevant is of de schuld in rekening-courant is ontstaan door uitgaven van de man, dan wel van de vrouw, slaagt hij. Of dit de vrouw ook kan baten, zal blijken uit de verdere beoordeling van het geschil.
(…)
7.37
Partijen zijn het erover eens dat de onderneming van de man, [A] B.V., in eigendom toebehoort aan de man zodat, nu de onderneming niet in de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschap valt, de (waarde van de) onderneming ten onrechte door de rechtbank aan de man is toebedeeld. De onderneming behoorde immers al aan de man toe. Het hof zal te zijner tijd de beschikking van de rechtbank op dit punt dan ook geheel vernietigen.”
3.2.4
Bij eindbeschikking heeft het hof – voor zover in cassatie van belang – de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover de rechtbank daarin beslist heeft over de bewijsopdracht ten aanzien van de rekening-courantschuld. Het heeft de zaak op dit punt teruggewezen naar de rechtbank teneinde deze verder te behandelen en te beslissen met inachtneming van hetgeen het hof heeft overwogen in zijn tussenbeschikking van 26 augustus 2014. Ten aanzien van de toedeling van de vennootschap heeft het hof overwogen dat het de beschikking zou vernietigen voor zover de rechtbank daarin heeft afgewezen hetgeen met betrekking tot deze toedeling is verzocht. In het dictum heeft het hof verstaan dat de vennootschap in eigendom toebehoort aan de man en niet in een tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschap valt.
3.3.1
Het middel voert in de kern aan dat het hof ten onrechte is voorbijgegaan aan de stelling van de vrouw dat de schuld in rekening-courant moet worden bezien in samenhang met het vermogen van de vennootschap en dat het ten onrechte heeft nagelaten op het verzoek van de vrouw terzake te beslissen. Het vermogen in de vennootschap is volgens de vrouw ontstaan doordat uitkeerbare winst is opgepot en niet als inkomen tot uitkering is gekomen, maar is opgenomen als lening in rekening-courant. Als de schuld in rekening-courant wordt gedeeld, moet daarom ook de waarde van de vennootschap in de verdeling worden betrokken, zo heeft de vrouw aangevoerd (o.a. pleitaantekeningen namens de vrouw in eerste aanleg, nrs. 21-26, memorie van grieven, nrs. 33-43).
3.3.2
Deze klacht mist feitelijke grondslag. Het hof heeft in zijn eindbeschikking over de vennootschap uitsluitend bepaald dat deze eigendom is van de man en niet in een tussen partijen bestaande gemeenschap valt. Daarover waren partijen het eens. Ten aanzien van de verrekening van de schuld in rekening-courant heeft het hof de beschikking van de rechtbank van 1 mei 2013 vernietigd en de zaak naar de rechtbank teruggewezen. Deze beslissing moet aldus worden begrepen, dat zij mede betrekking heeft op de stelling van de vrouw dat de schuld in rekening-courant in wezen is ontstaan als keerzijde van in de vennootschap opgepot inkomen in de vorm van niet-uitgekeerde uitkeerbare winst, en dat daarom de verrekening van de schuld in rekening-courant moet worden bezien in samenhang met de aldus ontstane waarde van de vennootschap. De rechtbank zal hierover dus nog een oordeel moeten geven.
3.4
Ook de overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
8 juli 2016.