ECLI:NL:HR:2016:164

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 februari 2016
Publicatiedatum
2 februari 2016
Zaaknummer
14/02260
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een uitspraak in een ontnemingsprocedure wegens onvoldoende onderzoek naar de betrouwbaarheid van anonieme verklaringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1969, in cassatie is gegaan tegen een eerdere uitspraak van het Hof. De advocaat van de betrokkene, mr. J.L.E. Marchal, heeft een middel van cassatie voorgesteld, waarin werd geklaagd over de wijze waarop het Hof de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft vastgesteld. Het Hof had deze schatting mede gebaseerd op schriftelijke bescheiden met anonieme verklaringen, zonder te onderzoeken of deze verklaringen betrouwbaar waren en of de verdedigingsrechten van de betrokkene voldoende waren gewaarborgd.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof in zijn uitspraak niet heeft aangetoond dat het de betrouwbaarheid van de anonieme verklaringen heeft onderzocht, wat in strijd is met de eisen van artikel 360, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel vereist dat de rechter in een ontnemingsprocedure blijk geeft van een dergelijk onderzoek wanneer de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op anonieme verklaringen. De Hoge Raad vernietigde daarom de uitspraak van het Gerechtshof en wees de zaak terug naar het Hof, zodat deze opnieuw kan worden berecht op basis van de bestaande hoger beroep.

Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en de bescherming van verdedigingsrechten in ontnemingsprocedures, vooral wanneer gebruik wordt gemaakt van anonieme verklaringen als bewijs.

Uitspraak

2 februari 2016
Strafkamer
nr. S 14/02260 P
ARA/AGE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 6 maart 2014, nummer 20/002948-13, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. J.L.E. Marchal, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt onder meer dat het Hof de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel mede heeft ontleend aan schriftelijke bescheiden houdende anonieme verklaringen, terwijl het Hof in zijn uitspraak geen blijk heeft gegeven te hebben onderzocht of de anonieme verklaringen betrouwbaar zijn, alsmede of aan de verdedigingsrechten van de betrokkene in voldoende mate is tegemoetgekomen.
2.2.1.
Het Hof heeft geoordeeld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft genoten. Het Hof heeft dit voordeel geschat op € 11.000,- en aan de betrokkene een betalingsverplichting opgelegd ter hoogte van dit bedrag. Het middel doelt op de inhoud van bewijsmiddel 1. Dat bewijsmiddel luidt - voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang - als volgt:
"Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij regiopolitie Limburg-Zuid, District Sittard basiseenheid Geleen, met bijlagen, d.d. 4 januari 2011 in de wettelijke vorm opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , allen brigadier van politie (dossierpagina's 1 tot en met 8), voor zover dit inhoudt, als relaas van voornoemde verbalisanten:
(...)
Door ons, [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , allen brigadier en taakveldhouder verdovende middelen van regiopolitie Limburg-Zuid, werkzaam bij het hennepteam Sittard, wordt verklaard:
Aanleiding onderzoek:
Naar aanleiding van:
- een op 07-07-2010 ontvangen anonieme e-mail;
- een op 03-09-2010 ontvangen i3s melding."
2.2.2.
Het middel doelt voorts op de volgende overweging van het Hof:
"Gelet op hetgeen is aangetroffen in de kelder aan de [a-straat 1] te [woonplaats] in combinatie met anonieme meldingen op 7 juli 2010 en 3 september 2010, acht het hof het aannemelijk dat veroordeelde in de periode van 7 juli 2010 tot 10 november 2010, de in de strafzaak bewezen verklaarde periode, 2 oogsten van (ten minste) 127 hennepplanten heeft gehad."
2.3.
Uit het vorenstaande volgt dat het Hof de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel mede heeft ontleend aan een of meer schriftelijke bescheiden houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt, als bedoeld in art. 344a, derde lid, Sv.
2.4.
Indien de rechter in de ontnemingsprocedure de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel mede ontleent aan een schriftelijk bescheid houdende een anonieme verklaring, dient hij overeenkomstig art. 360, eerste lid, Sv in zijn uitspraak ervan blijk te geven te hebben onderzocht of de anonieme verklaring betrouwbaar is, alsmede of aan de verdedigingsrechten van de betrokkene in voldoende mate is tegemoetgekomen. (Vgl. HR 20 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ6002, NJ 2012/412.)
2.5.
Van een dergelijk onderzoek blijkt niet.
2.6.
Het middel klaagt hierover terecht.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 februari 2016.