ECLI:NL:HR:2016:166

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 februari 2016
Publicatiedatum
2 februari 2016
Zaaknummer
14/03551
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak in een ontnemingsprocedure wegens onvoldoende onderzoek naar de betrouwbaarheid van een anonieme verklaring

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in 2013 was veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De Rechtbank had het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 49.336,52, gebaseerd op onder andere een anonieme verklaring die in een proces-verbaal was neergelegd. De betrokkene heeft in cassatie aangevoerd dat de schatting van het voordeel mede was ontleend aan deze anonieme verklaring, zonder dat de rechter had onderzocht of deze verklaring betrouwbaar was en of de verdedigingsrechten van de betrokkene waren gewaarborgd.

De Hoge Raad oordeelde dat de rechter in de ontnemingsprocedure, wanneer hij een schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel baseert op een schriftelijk bescheid met een anonieme verklaring, moet voldoen aan de eisen van artikel 360, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit houdt in dat de rechter moet onderzoeken of de anonieme verklaring betrouwbaar is en of de verdedigingsrechten van de betrokkene in voldoende mate zijn gerespecteerd. Aangezien het Hof de uitspraak van de Rechtbank had bevestigd zonder aan te tonen dat aan deze eisen was voldaan, vernietigde de Hoge Raad de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof voor een nieuwe behandeling.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het gebruik van anonieme verklaringen in strafzaken, vooral in het kader van ontnemingsprocedures, waar de rechten van de betrokkene cruciaal zijn.

Uitspraak

2 februari 2016
Strafkamer
nr. S 14/03551 P
CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 juli 2014, nummer 20/002993-13, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur en aanvullende schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof opdat deze op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel klaagt dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel mede is ontleend aan een schriftelijk bescheid houdende een anonieme verklaring, terwijl niet blijkt dat is onderzocht of de anonieme verklaring betrouwbaar is, alsmede of aan de verdedigingsrechten van de betrokkene in voldoende mate is tegemoetgekomen.
2.2.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De Rechtbank heeft dit voordeel geschat op € 49.336,52 en aan de betrokkene een betalingsverplichting opgelegd ter hoogte van dit bedrag. De uitspraak van de Rechtbank houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"3. De uitgangspunten voor de beoordeling
Bij (...) vonnis d.d. 2 september 2013 is [betrokkene] veroordeeld wegens onder meer opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, gepleegd op 18 mei 2012.
(...)
4. De bewijsmiddelen
Op 18 mei 2012 is in de kelder van de woning [a-straat 1] te Maastricht een in werking zijnde hennepplantage aangetroffen. Voorts zijn op de zolder van deze woning twee 'growtenten' met hennepplanten aangetroffen. In de kelder stonden 546 planten. Op de zolder stonden in iedere tent 50 planten. Onderzoek wees uit dat het hennepplanten betrof. Op de vloer van de kelder zijn verdroogde resten van hennepplanten aangetroffen. Voorts zijn op de grond in de kelder knipschaartjes met hennepresten aangetroffen. Op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen lag stof. Verder zijn diverse lege flacons aangetroffen waarin groei- en bloeimiddel had gezeten, was er sprake van kalkafzetting in een ton met water en was er een perfecte en zeer volle hennepplant met bloem.
Volgens een anonieme tip was er al eerder geoogst. [Met verwijzing naar voetnoot 7, die luidt: Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2012 op pagina 13.]
Tegenover de politie heeft verdachte verklaard dat de plantage van hem was.
Ter terechtzitting d.d. 19 augustus 2013 heeft verdachte verklaard dat hij voor de woning [a-straat 1] te Maastricht € 2.000,00 of € 2.400,00 huur per maand betaalde, inclusief elektriciteitskosten. [betrokkene 1] , de eigenaar van de woning, heeft verklaard dat hij de woning in mei 2011 aan verdachte heeft verhuurd.
5. De schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
5.1
De berekening en de motivering van de schatting
De rechtbank ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel dat [betrokkene] uit de baten van het opzettelijk telen van hennep, voorafgaande aan de op 18 mei 2012 aangetroffen teelt, voordeel heeft gekregen. De rechtbank zal het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vaststellen op € 49.336,52.
Uit voormelde bewijsmiddelen volgt onder meer dat in de door [betrokkene] gehuurde woning aan de [a-straat 1] te Maastricht knipschaartjes met hennepresten zijn aangetroffen en diverse lege flacons waarin groei- en bloeimiddel had gezeten. Ook was sprake van stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen en van kalkafzetting in een ton met water. Daarnaast is een perfecte en zeer volle hennepplant met bloem aangetroffen, hetgeen - naar de rechtbank als feit van algemene bekendheid aanneemt - bij een eerste oogst allerminst voor de hand ligt. Ten slotte werd er in een anonieme tip melding van gemaakt dat er al eerder was geoogst.
Anders dan de verdediging, is de rechtbank dan ook van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat [betrokkene] een eerdere oogst heeft gehad.
De rechtbank gaat ervan uit dat [betrokkene] in de woning waarin op 18 mei 2012 een hennepkwekerij is aangetroffen, eenmaal eerder hennepplanten heeft geoogst. Zij gaat daarbij uit van hetzelfde aantal hennepplanten dat ook op 18 mei 2012 is aangetroffen, te weten 646 planten."
2.3.
Uit het vorenstaande volgt dat de Rechtbank de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel mede heeft ontleend aan de inhoud van de in een proces-verbaal van politie neergelegde anonieme melding dat "er al eerder [was] geoogst". Dat proces-verbaal moet in zoverre worden aangemerkt als een schriftelijk bescheid houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt als bedoeld in art. 344a, derde lid, Sv.
2.4.
Indien de rechter in de ontnemingsprocedure de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel mede ontleent aan een schriftelijk bescheid houdende een anonieme verklaring, dient hij overeenkomstig art. 360, eerste lid, Sv in zijn uitspraak ervan blijk te geven te hebben onderzocht of de anonieme verklaring betrouwbaar is, alsmede of aan de verdedigingsrechten van de betrokkene in voldoende mate is tegemoetgekomen. (Vgl. HR 20 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ6002, NJ 2012/412.)
2.5.
Van een dergelijk onderzoek blijkt niet. Nu het Hof de uitspraak van de Rechtbank - die niet voldoet aan de eisen van art. 360, eerste lid, Sv - zonder aanvulling in de zin van art. 423, eerste lid, Sv heeft bevestigd, voldoet ook het arrest van het Hof niet aan die eisen.
2.6.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 februari 2016.