ECLI:NL:HR:2016:1911

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 augustus 2016
Publicatiedatum
11 augustus 2016
Zaaknummer
14/03181
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake douanerechten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 augustus 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. (voorheen: [A] B.V.) tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een geschil over douanerechten, waarbij belanghebbende in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem. De Rechtbank had eerder een uitspraak gedaan in een zaak met nummer AWB 10/2855, waarin de Inspecteur en belanghebbende betrokken waren. De Hoge Raad oordeelde dat het middel van belanghebbende slaagde op de gronden die eerder waren vermeld in een andere zaak (14/03196). Hierdoor kon de uitspraak van het Gerechtshof niet in stand blijven en werd er een verwijzing naar het Gerechtshof Amsterdam bevolen voor verdere behandeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft ook beslist dat de Staatssecretaris van Financiën de kosten van het geding in cassatie moet vergoeden aan belanghebbende, inclusief het griffierecht en de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren van de Hoge Raad, met de waarnemend griffier aanwezig. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de betrokken partijen en de behandeling van douanerechten in het bestuursrecht.

Uitspraak

12 augustus 2016
nr. 14/03181
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V. (voorheen: [A] B.V.)te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 15 mei 2014, nr. 12/00328, op het hoger beroep van de Inspecteur en het incidentele hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 10/2855) betreffende aan belanghebbende uitgereikte uitnodigingen tot betaling van douanerechten.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van het middel

Het middel slaagt op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 14/03196 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht. ’s Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

3.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met de nummers 14/03191, 14/03192, 14/03194, 14/03196 en 14/03224 met de onderhavige zaak samenhangen in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 493, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op een zesde van € 2976, derhalve € 496, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, E.N. Punt, P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2016.