Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3 Beslissing
30 augustus 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 19 oktober 2015 uitspraak deed in de strafzaak tegen een 82-jarige verdachte. De verdachte was beschuldigd van doodslag op zijn ex-vriendin, waarbij hij haar meermalen met een wijnfles tegen het hoofd sloeg en negen keer met een mes in haar hals en/of borststreek stak. De Hoge Raad heeft op 30 augustus 2016 het cassatieberoep behandeld. De advocaat van de verdachte, R.J. Baumgardt, had een schriftuur ingediend, maar de Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatieberoep naar voren waren gebracht, geen behandeling in cassatie rechtvaardigden. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Daarom verklaarde de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk, op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en werd uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.