ECLI:NL:HR:2016:2030

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2016
Publicatiedatum
8 september 2016
Zaaknummer
16/00498
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2016 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van Stichting [X] tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 18 december 2015. De Rechtbank had eerder een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2012 opgelegd aan de belanghebbende. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld, waarbij de griffier van de Hoge Raad belanghebbende had gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht. Ondanks herhaalde verzoeken om het griffierecht te betalen, is gebleken dat dit niet is voldaan. Belanghebbende stelde in een brief dat zij het griffierecht tijdig had voldaan, maar het onderzoek van de griffier heeft geen bewijs opgeleverd voor deze bewering. De Hoge Raad concludeert dat het griffierecht niet is betaald en dat er geen grond is om te oordelen dat belanghebbende niet in verzuim is geweest. Daarom wordt het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

9 september 2016
Nr. 16/00498
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
Stichting [X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Hollandvan 18 december 2015, nr. HAA 15/2339 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2012.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 5 maart 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbendes gemachtigde opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Uit een door de griffier van de Hoge Raad ingesteld onderzoek is niet gebleken dat het griffierecht is voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 12 april 2016 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. In haar brief van 10 mei 2016 heeft belanghebbende gesteld dat zij het griffierecht tijdig heeft voldaan. Hernieuwd onderzoek naar aanleiding van die brief heeft evenwel niet uitgewezen dat het griffierecht is betaald. De Hoge Raad komt op grond daarvan tot het oordeel dat het voor het beroep in cassatie verschuldigde griffierecht niet is voldaan. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd levert onvoldoende bewijs op van de door haar gestelde betaling. Een en ander impliceert voorts dat geen grond bestaat voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2016.