ECLI:NL:HR:2016:2035

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2016
Publicatiedatum
8 september 2016
Zaaknummer
16/02017
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2016 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van Stichting [X] tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van 1 maart 2016, waarin het Hof de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2011 had behandeld. De Hoge Raad heeft zich in deze procedure geconcentreerd op de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie, met name de vraag of het griffierecht tijdig was voldaan.

De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 19 mei 2016 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Ondanks herhaalde verzoeken en een door belanghebbende ingediende verklaring dat het griffierecht tijdig was voldaan, heeft de Hoge Raad vastgesteld dat er geen bewijs was van betaling. De Hoge Raad concludeerde dat het griffierecht niet was voldaan en dat er geen grond was om te oordelen dat belanghebbende niet in verzuim was. Dit leidde tot de beslissing dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moest worden verklaard op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door vice-president J.A.C.A. Overgaauw, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en is openbaar uitgesproken op 9 september 2016.

Uitspraak

9 september 2016
Nr. 16/02017
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
Stichting [X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 1 maart 2016, nr. 15/00167, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van het Hof betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2011 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 19 mei 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbendes gemachtigde opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Uit een door de griffier van de Hoge Raad ingesteld onderzoek is niet gebleken dat het griffierecht is voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 20 juni 2016 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald.
In haar brief van 15 juli 2016 heeft belanghebbende gesteld dat zij het griffierecht tijdig heeft voldaan. Hernieuwd onderzoek met inachtneming van de door belanghebbende vermelde gegevens heeft evenwel niet uitgewezen dat het griffierecht is betaald. De Hoge Raad komt op grond daarvan tot het oordeel dat het voor het beroep in cassatie verschuldigde griffierecht niet is voldaan. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, levert onvoldoende bewijs op van de door haar gestelde betaling. Een en ander impliceert voorts dat er geen grond bestaat voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2016.