ECLI:NL:HR:2016:2096

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 2016
Publicatiedatum
15 september 2016
Zaaknummer
15/04908
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting en boetebeschikking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en een daarbij opgelegde boetebeschikking. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, die op 17 september 2015 was gewezen. Deze uitspraak volgde op een eerdere vernietiging door de Hoge Raad van een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de zaak was terugverwezen voor verdere behandeling.

De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. G.J.M.E. de Bont, had vier middelen voorgesteld in het cassatieberoep. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de middelen niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad ook aangegeven dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch in stand bleef.

Uitspraak

16 september 2016
Nr. 15/04908
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 17 september 2015, nr. 14/00487, betreffende de aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2002, alsmede de daarbij genomen boetebeschikking.

1.Het eerste geding in cassatie

De uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 11 april 2014, nr. 13/00802, ECLI:NL:HR:2014:842, BNB 2014/167, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof ’s‑Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij vier middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. G.J.M.E. de Bont, advocaat te Amsterdam.

3.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2016.