ECLI:NL:HR:2016:2098

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 2016
Publicatiedatum
15 september 2016
Zaaknummer
15/05580
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake onroerendezaakbelastingen

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: het College) beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. Deze uitspraak betrof een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam en het incidentele hoger beroep van [X] te [Z] tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Rotterdam. De zaak had betrekking op de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2012, specifiek met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].

Het College heeft een aantal middelen voorgesteld in het cassatieberoep. Echter, na het verstrijken van de termijn voor de motivering van het beroep, heeft het College nog een geschrift ingediend, waar de Hoge Raad geen acht op slaat. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij geen nadere motivering vereist is, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 16 september 2016 door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren. Van het College wordt een griffierecht geheven van € 497.

Uitspraak

16 september 2016
Nr. 15/05580
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam(hierna: het College) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 27 oktober 2015, nr. BK‑14/00971, op het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam en het incidentele hoger beroep van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 13/2638) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Rotterdam voor het jaar 2012 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z].

1.Geding in cassatie

Het College heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
Na het verstrijken van de voor de motivering van het beroep in cassatie gestelde termijn heeft het College nog een geschrift ingediend. Op dit stuk slaat de Hoge Raad geen acht.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2016.
Van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam wordt een griffierecht geheven van € 497.