Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
12 januari 2016.
Hoge Raad
Op 12 januari 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De aanvrager, geboren in 1947, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van zestig uren wegens het opzettelijk nalaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, wat van belang was voor de vaststelling van zijn recht op een uitkering. De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. L.C. Blok, advocaat te Zoetermeer, en was gebaseerd op nieuwe informatie die volgens de aanvrager niet bekend was tijdens de eerdere rechtszittingen.
De Hoge Raad beoordeelde de aanvraag en stelde vast dat de grondslag voor herziening, zoals beschreven in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, niet was vervuld. De aanvrager had aangevoerd dat de Advocaat-Generaal bij het Gerechtshof Amsterdam een beklag had ondersteund over het niet vervolgen van een derde partij, die betrokken was bij de bijstandsfraude. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat de enkele ondersteuning van het beklag door de Advocaat-Generaal niet voldoende was om een ernstig vermoeden te wekken dat de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest indien deze informatie eerder bekend was geweest.
Daarom werd de aanvraag tot herziening als kennelijk ongegrond afgewezen. De uitspraak werd gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting. De beslissing op de aanvraag tot herziening werd als volgt geformuleerd: de Hoge Raad wijst de aanvraag af.