ECLI:NL:HR:2016:2131

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
20 september 2016
Zaaknummer
15/00846
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof Den Haag inzake bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor bedreiging met zware mishandeling van [betrokkene 1] op 2 oktober 2014 te Zoetermeer. De verdachte had [betrokkene 1] bedreigd met woorden die de vrees voor zware mishandeling konden oproepen. De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof onvoldoende had gemotiveerd dat de bedreiging van dien aard was dat bij [betrokkene 1] in redelijkheid de vrees kon ontstaan voor zwaar lichamelijk letsel. De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest voor zover aan zijn oordeel onderworpen en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het vereiste van een toereikende motivering bij de vaststelling van de ernst van de bedreiging en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer.

Uitspraak

20 september 2016
Strafkamer
nr. S 15/00846
AJ/KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 30 januari 2015, nummer 22/004446-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975.

1.Geding in cassatie

Het beroep - dat blijkens de daarvan opgemaakte akte niet is gericht tegen de gegeven vrijspraak - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.G. Cantarella, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover aan het beroep in cassatie onderworpen en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed, nu uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet zonder meer kan volgen dat de verdachte [betrokkene 1] heeft bedreigd met zware mishandeling.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij:
"op 02 oktober 2014 te Zoetermeer [betrokkene 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk aan voornoemde [betrokkene 1] dreigend toegevoegd 'hoer, kanker zwarte, ik bel mensen voor je, ik weet hoe je eruit ziet, ik weet waar je werkt' althans gelijkluidende woorden van dreigende aard of strekking."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 2 oktober 2014 van de Politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2014241327-1, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven (p. 6 e.v.):
als de op 2 oktober 2014 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Plaats delict : [a-straat] , Zoetermeer
Pleegdatum : 2 oktober 2014
Vandaag was ik als caissière werkzaam bij [A] . Ik zag een vrouw met een klein meisje. De vrouw droeg een grote schoudertas. Ze passeerde de kassa en liep in de richting van de uitgang. Ik vroeg haar of ik in haar tas mocht kijken en of zij het bonnetje kon laten zien. Ze duwde me naar buiten. Vervolgens werd het duwen en trekken. Ze gooide de tas naar me toe of liet hem los.
Ze begon toen tegen mij te schreeuwen. Ze zei: "HOER, KANKER ZWARTE, IK BEL MENSEN VOOR JE, IK WEET HOE JE ERUIT ZIET, IK WEET WAAR JE WERKT."
Ik voelde me hierdoor erg bedreigd.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 2 oktober 2014 van Politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2014241327-5, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven (p. 14 e.v.):
als de op 2 oktober 2014 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 2] :
Op 2 oktober 2014 was ik werkzaam bij [A] aan [de a-straat] te Zoetermeer.
[betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) sprak een vrouw aan bij de tassencontrole. Zij schold [betrokkene 1] uit voor hoer en kankerhoer.
Vervolgens zag ik dat ze wegrende in de richting van de Westerschelde. Ik rende richting de wijkpost. Daar werden we aangesproken door een passant die zei dat er om het hoekje een vrouw met een kind zat op de grond. Ik zag dat het de vrouw was. Ik hoorde dat ze naar mij riep dat mijn collega, [betrokkene 1] , een vieze, zwarte, asociale hoer is. Ik hoorde ook dat de verdachte zei dat ze mensen had gebeld die [betrokkene 1] zouden pakken.
3. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep:
Op 2 oktober 2014 ben ik in [A] aan [de a-straat] te Zoetermeer geweest. Toen ik [A] verliet kwam er een medewerker naar buiten rennen."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het (...) ten laste gelegde. Hiertoe heeft de raadsman betoogd - zakelijk weergegeven - dat geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat de verdachte bedreigingen aan het adres van [betrokkene 1] heeft geuit. Behalve die [betrokkene 1] zelf heeft niemand de bedreigingen gehoord, waarbij opgemerkt dient te worden dat de woorden die de getuige [betrokkene 2] opvangt op een later moment, buiten aanwezigheid van [betrokkene 1] , zijn geuit.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddel en leidt het hof af dat:
- de verdachte op enig moment met [betrokkene 1] voor de winkel staat;
- de getuige [betrokkene 2] verklaart dat de verdachte [betrokkene 1] , toen zij beiden voor de winkel stonden, uitschold voor "hoer" en "kankerhoer";
- de getuige [betrokkene 2] verder verklaart dat de verdachte op een later moment tegen haar zei dat [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) "een vieze, zwarte, asociale hoer" is en dat de verdachte mensen had gebeld die [betrokkene 1] zouden pakken.
Voorgaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, en in het bijzonder in aanmerking nemende dat zowel [betrokkene 1] als [betrokkene 2] spreken over het feit dat de verdachte zou hebben gezegd dat ze mensen zou bellen, brengen het hof tot de conclusie dat de verdachte voor de [A] supermarkt [betrokkene 1] heeft bedreigd met de woorden "Hoer, kanker zwarte, ik bel mensen voor je, ik weet hoe je eruit ziet, ik weet waar je werkt", althans gelijkluidende woorden van dreigende aard of strekking.
Dit brengt het hof tot het oordeel dat het (...) ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het verweer wordt verworpen."
2.3.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met zware mishandeling is in een geval als het onderhavige vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de betrokkene in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat deze zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen (vgl. HR 7 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3659, NJ 2005/448).
2.4.
Het Hof heeft, kort gezegd, vastgesteld dat [betrokkene 1] de verdachte aansprak, dat vervolgens sprake is geweest van duwen en trekken tussen [betrokkene 1] en de verdachte en dat de verdachte [betrokkene 1] de woorden heeft toegevoegd "hoer, kanker zwarte, ik bel mensen voor je, ik weet hoe je eruit ziet, ik weet waar je werkt".
2.5.
In het bestreden arrest ligt als oordeel van het Hof besloten dat door deze gedragingen van de verdachte bij [betrokkene 1] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij bij de volgende confrontatie met de verdachte of een confrontatie met een ander, handelend namens de verdachte, daadwerkelijk zou worden mishandeld en dat zij daarbij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
2.6.
Dit oordeel is niet toereikend gemotiveerd, nu noch uit de gebezigde bewijsmiddelen noch uit de nadere bewijsoverweging zonder meer kan worden afgeleid dat de bedreiging door de verdachte in de gegeven omstandigheden van dien aard was dat bij [betrokkene 1] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij bij de volgende confrontatie met de verdachte of een confrontatie met een ander, handelend namens de verdachte, daadwerkelijk zou worden mishandeld en in het bijzonder niet dat zij daarbij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
2.7.
Voor zover het middel hierover klaagt, is het terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak – voor zover aan zijn oordeel onderworpen – ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 september 2016.