Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
4 oktober 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal van vier tuinstoelen en drie aanrechtbladen, gepleegd op 30 mei 2014 te Malden. De verdediging voerde aan dat de motivering van de bewezenverklaring onvoldoende was, omdat het Hof had volstaan met een opgave van bewijsmiddelen zonder deze verder te onderbouwen. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte onvoldoende belang had bij zijn cassatieberoep, omdat hij tijdens de eerdere zittingen had bekend en niet anders had verklaard. De Hoge Raad verklaarde het beroep niet-ontvankelijk op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak benadrukt het belang van de motivering van de bewezenverklaring en de voorwaarden waaronder een opgave van bewijsmiddelen kan volstaan. De Hoge Raad bevestigde dat de eerdere verwerping van het verweer door het Hof terecht was, en dat de verdachte geen recht had op cassatie.