ECLI:NL:HR:2016:2274

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 oktober 2016
Publicatiedatum
6 oktober 2016
Zaaknummer
16/01213
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake besluiten Wet werk en bijstand

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 oktober 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De Centrale Raad had op 19 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Oost-Brabant. De Rechtbank had op 6 februari 2014 en 21 oktober 2014 beslissingen genomen over besluiten die waren genomen op basis van de Wet werk en bijstand. Belanghebbende, vertegenwoordigd door advocaat L.F. Portier, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Centrale Raad, waarbij een middel werd voorgesteld. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, vertegenwoordigd door advocaat R.D. Boesveld, heeft een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling is de zaak toegelicht door beide partijen.

De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig was, omdat het middel niet leidde tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Uitspraak

7 oktober 2016
Nr. 16/01213
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 19 januari 2016, nrs. 14/1274 WWB en 14/6195 WWB, op de hoger beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken van de Rechtbank Oost‑Brabant van 6 februari 2014 (nr. SHE 13/3728) en 21 oktober 2014 (nr. SHE 13/4192), betreffende de ten aanzien van belanghebbende genomen besluiten ingevolge de Wet werk en bijstand.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben de zaak mondeling doen toelichten, belanghebbende door L.F. Portier, advocaat te Eindhoven, het College door R.D. Boesveld, advocaat te Haarlem.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2016.