ECLI:NL:HR:2016:2282

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 oktober 2016
Publicatiedatum
6 oktober 2016
Zaaknummer
15/02490
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over buitengerechtelijke ontbinding van een samenwerkingsovereenkomst tussen ziekenhuis en projectontwikkelaar

In deze zaak heeft het Academisch Medisch Centrum (AMC) cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een samenwerkingsovereenkomst tussen AMC en een projectontwikkelaar voor de bouw van een zorghotel op het terrein van het ziekenhuis. AMC heeft de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden en stelt dat de projectontwikkelaar in verzuim was. Het hof heeft het beroep van AMC verworpen, waarop AMC in cassatie is gegaan.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten van AMC niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verwijst naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van AMC verworpen en AMC veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

De uitspraak is gedaan op 7 oktober 2016 door de vice-president E.J. Numann en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, G. de Groot en C.E. du Perron. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.

Uitspraak

7 oktober 2016
Eerste Kamer
15/02490
AS/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
ACADEMISCH MEDISCH CENTRUM,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema,
t e g e n
[verweerster], voorheen handelende onder de naam [A] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
Advocaat: mr. R.P.J.L Tjittes.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als AMC en [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 452142/HA ZA 10-666 van de rechtbank te Amsterdam van 16 juni 2010 en 6 april 2011;
b. het arrest in de zaak 200.092.937/01 van het gerechtshof Amsterdam van 24 februari 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft AMC beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor [verweerster] mede door mr. P.J. Tanja.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping.
De advocaat van AMC heeft bij brief van 8 juli 2016 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt AMC in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, G. de Groot en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
7 oktober 2016.