3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [verweerders] hebben op 19 september 2003 een boerderij met schuren, ondergrond, erf en land voor € 375.000,-- aan [eisers] verkocht. Het betreft een boerderij die omstreeks 1880 is gebouwd.
(ii) [eisers] hebben, voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst, de boerderij twee maal bezichtigd. Er was op die momenten zichtbaar sprake van veel achterstallig onderhoud en in de muren van zowel het voorhuis als het achterhuis van de boerderij waren veel scheuren waarneembaar.
(iii) In de op 29 november 2003 ondertekende koopovereenkomst is onder meer bepaald:
“
Artikel 6 - Ontbindende voorwaarden
Artikel 6.1
Deze overeenkomst kan door de koper worden ontbonden indien (…):
(…)
d. op uiterlijk 15 december 2003 koper van een door hem in te schakelen bureau te horen krijgt dat de inspectie t.a.v. de stabiliteit c.q. uitgewerkte verzakking dusdanig slecht is, dat dit aan reparatiekosten meer dan € 15.000,-- bedraagt.
(…)
Artikel 8 - Gebruik
Het object zal bij de eigendomsoverdracht of – indien eerder – bij de feitelijke levering, de eigenschappen bezitten die voor een normaal gebruik nodig zijn en die uitdrukkelijk zijn overeengekomen. Koper is voornemens het object als volgt te gebruiken: VOOR BEWONING MET ZIJN GEZIN
De verkoper staat niet in voor:
- andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn en die welke uitdrukkelijk zijn overeengekomen;
- aan koper kenbare gebreken op het moment van het sluiten van deze overeenkomst;
- hem onbekende onzichtbare gebreken.
(…)
Artikel 10 - Verklaringen verkoper
De verkoper verklaart:
(…)
c. niet bekend te zijn met verontreinigingen van het object die nadelig zijn voor het in artikel 8 omschreven gebruik door de koper, of die leiden of zouden kunnen leiden tot een verplichting tot sanering van het object, het vergoeden van schade, of het nemen van andere maatregelen;
d. dat er voor zover bekend in het object wel ondergrondse tanks voor het opslaan van vloeistoffen aanwezig zijn;
e. dat er voor zover bekend in of aan het object wel asbest of asbesthoudende stoffen aanwezig zijn.
(…)
Artikel 16 - Nader is overeengekomen:
1. Koper is bekend met de staat van onderhoud van het verkochte onroerend goed, is hieromtrent voldoende geïnformeerd en heeft zich een beeld kunnen maken van het noodzakelijk uit te voeren onderhoud.
(…).”
(iv) De notariële akte van levering is op 19 mei 2004 gepasseerd.
(v) In opdracht van [eisers] is een aantal onderzoeksrapporten uitgebracht aangaande de gekochte onroerende zaak. TMS Holland B.V. heeft een bouwtechnisch keuringsrapport opgesteld. Daarin wordt met betrekking tot herstel van de gevels, het dak, het interieur en de bijgebouwen een kostenindicatie van in totaal € 219.800,-- gegeven. Raadgevend Ingenieursbureau [A] B.V. heeft gerapporteerd omtrent de fundering en daarmee samenhangend de scheurvorming. Sigma Bouw & Milieu heeft een verkennend milieukundig bodemonderzoek verricht. Het rapport van laatstgenoemde van 16 maart 2005 bevat de volgende conclusies en aanbevelingen:
“- De ondergrond alsmede het grondwater ter plaatse van de voormalige bovengrondse dieselolietank bevat matig tot sterk verhoogde gehaltes minerale olie. Nader onderzoek wordt in dit geval noodzakelijk geacht.
- Het aanwezige puinmateriaal bevat plaatselijk asbesthoudend materiaal. Teneinde de aard en omvang van de aangetoonde verontreiniging met asbest vast te stellen dient een vervolgonderzoek volgens NEN-5707 ingesteld te worden.
- Het aanwezige puinmateriaal bevat plaatselijk teerhoudend asfalt.
- Teneinde de omvang van de fysische verontreiniging met puinmateriaal vast te stellen wordt geadviseerd nader onderzoek in te stellen.”
3.2.1Voor zover in cassatie van belang, vorderen [eisers] in dit geding, kort samengevat, ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding.
De rechtbank heeft een aantal tussenvonnissen gewezen, waarbij onder meer Oranjewoud B.V. tot deskundige is benoemd om de aard en mate van verontreiniging in en rond de boerderij in kaart te brengen. Oranjewoud heeft in januari 2008 en november 2010 rapporten uitgebracht. Bij eindvonnis heeft de rechtbank [verweerders] veroordeeld tot het betalen van € 37.500,-- aan schadevergoeding en de vorderingen voor het overige afgewezen. De daaraan (in tussenvonnissen en eindvonnis) ten grondslag gelegde overwegingen zijn weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.2–2.6.
3.2.2Het hof heeft de vonnissen van de rechtbank bekrachtigd. Daartoe heeft het, samengevat, als volgt overwogen.
(a) [verweerders] hebben in art. 8 van de koopovereenkomst gegarandeerd dat de boerderij bij de eigendomsoverdracht de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik als gezinsbewoning nodig zijn. Aan die garantie wordt niet afgedaan door het bepaalde in art. 10 onder (c), of door de exoneratie in het tweede deel van art. 8 van de overeenkomst. (rov. 7.2)
(b) Voor zover [eisers] klagen over verontreinigingen met asbest waarop geen saneringsverplichting van toepassing is, geldt dat zij ingevolge art. 10 onder (e) van de overeenkomst ervan op de hoogte zijn gesteld dat in of aan de boerderij met aanbehoren en ondergrond asbest of asbesthoudende stoffen aanwezig zijn. Bij die stand van zaken was het aan [eisers] om voor het ondertekenen van de overeenkomst nadere inlichtingen bij [verweerders] in te winnen of daarnaar onderzoek door deskundigen te laten instellen. [verweerders] hebben in voldoende mate aan hun mededelingsplicht voldaan, terwijl [eisers] in zoverre hun onderzoeksplicht hebben verzaakt. Dit laatste komt niet voor rekening van [verweerders] (rov. 7.3)
(c) Met betrekking tot erfdeel RE7, dat de functie van erfverharding heeft, geldt op grond van het Besluit asbestwegen Wm een saneringsverplichting. Daarom voldoet het geleverde in zoverre niet aan de garantie van art. 8 van de overeenkomst en bezit het in zoverre niet de eigenschappen voor een normaal gebruik van bewoning door een gezin. [verweerders] zijn aldus tekortgeschoten in hun garantieverplichtingen uit de koopovereenkomst. Met sanering van deze verontreiniging is € 37.500,-- gemoeid. (rov. 7.4)
(d) Grief I van [eisers] is gericht tegen de afwijzing van hun vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst. De strekking van de grief is dat [verweerders] in veel opzichten in hun verplichtingen jegens [eisers] zijn tekortgeschoten. Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de gestelde gebreken aangaande de staat van de boerderij en schuren, gelet op de kenbare staat en de leeftijd van de boerderij en op het feit dat met betrekking tot de stabiliteit dan wel uitgewerkte verzakking zelfs een voorbehoud in de overeenkomst is opgenomen, geen afbreuk doen aan eigenschappen waarvan [eisers] de aanwezigheid mochten verwachten. Anders gezegd: ook met de gestelde gebreken beantwoorden de boerderij en de schuren aan de overeenkomst. [eisers] hebben immers voor het sluiten van de overeenkomst de boerderij twee maal bezichtigd, terwijl op die momenten zichtbaar sprake was van veel achterstallig onderhoud en in de muren van zowel het voorhuis als het achterhuis van de boerderij veel scheuren waarneembaar waren. In art. 16 onder (1) van de overeenkomst is bepaald dat koper bekend is met de staat van onderhoud van de boerderij met toebehoren, hieromtrent voldoende is geïnformeerd en zich een beeld heeft kunnen vormen van het noodzakelijk uit te voeren onderhoud. (rov. 7.6)
(e) [eisers] hebben geen grief gericht of bezwaren geuit tegen het oordeel van de rechtbank in de eerste alinea van rov. 5.2 van het tussenvonnis van 12 april 2006. Daarin heeft de rechtbank onder meer overwogen:
“De tussen partijen gesloten overeenkomst vermeldt als gebruiksdoel bewoning. Een bijzonder gebruik is niet overeengekomen. De boerderij is omstreeks 1880 gebouwd. Er was op het moment van aankoop zichtbaar sprake van veel achterstallig onderhoud en in de muren van zowel het voorhuis als het achterhuis van de boerderij waren veel scheuren waarneembaar. Verder was er zichtbaar een bovengrondse dieseltank aanwezig en zijn blijkens de schriftelijke koopovereenkomst door [verweerders] mededelingen gedaan over ondergrondse tanks voor het opslaan van vloeistoffen en over de aanwezigheid van asbest of asbesthoudende stoffen in en aan het object. Een en ander maakt naar het oordeel van de rechtbank dat aan de eigenschappen die voor het normale gebruik van deze boerderij nodig zijn geen hoge eisen mogen worden gesteld. De rechtbank zal hierna de door [eisers] gestelde gebreken gerubriceerd beoordelen. (…)”
In het koopcontract is een ontbindingsmogelijkheid vermeld, in die zin dat indien de inspectie ten aanzien van de stabiliteit dan wel de uitgewerkte verzakking dusdanig slecht is dat de reparatiekosten daarvan meer dan € 15.000,-- bedragen, [eisers] gerechtigd zijn het koopcontract te ontbinden. Dit betekent dat zij er rekening mee moesten houden dat de stabiliteit dan wel de uitgewerkte verzakking niet optimaal was en zelfs slecht zou kunnen zijn. Ook daarom beantwoordde de boerderij met aanbehoren en ondergrond met de gestelde gebreken aangaande de staat daarvan in zoverre aan de overeenkomst. In zoverre is grief 1 in principaal beroep ongegrond. (rov. 7.7)
(f) [eisers] hebben tijdens de loop van het geding in eerste aanleg hun vordering tot ontbinding gewijzigd in een vordering tot gedeeltelijke ontbinding, in die zin dat zij de landerijen willen behouden (zij hebben daartoe gesteld dat [eiser 1] inmiddels het beroep van imker uitoefent) en dat [verweerders] de boerderij en stallen en het sterk vervuilde erf in eigendom terug ontvangen. Zonder nadere motivering wordt in het petitum van de memorie van grieven volstaan met hetgeen bij inleidende dagvaarding werd gevorderd, hetgeen gelet op voormelde stelling als achterhaald moet worden beschouwd. De verontreiniging met asbest in erfdeel RE7 vormt onvoldoende grond voor gedeeltelijke ontbinding, zodat die vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt. (rov. 6 en rov. 7.9)
(g) De grieven 2 en 3 van [eisers] zijn gebaseerd op de rapporten van TMS Holland B.V. en [A] B.V, die betrekking hebben op de fundering, gevels, dak en de scheurvorming van de boerderij met bijgebouwen. Gelet op hetgeen in rov. 7.6 en 7.7 is overwogen, rustte op [eisers] een nadere onderzoeksplicht ten aanzien van deze gebreken. Nu zij voorafgaande aan de koop daaraan niet hebben voldaan, zijn [verweerders] met betrekking tot deze gebreken niet tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen. Voor zover [eisers] betogen dat uit de rapporten van Oranjewoud een grotere aanpassing van de koopsom te hunnen gunste zou dienen te volgen, ontbeert dat betoog een begrijpelijke redenering. De beide grieven zijn ongegrond. (rov. 7.10)