ECLI:NL:HR:2016:2288

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 oktober 2016
Publicatiedatum
7 oktober 2016
Zaaknummer
16/02915
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-ontvankelijkheid van beroep in insolventiezaken

In deze zaak hebben verzoekers tot cassatie, [verzoeker 1] en [verzoekster 2], beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit arrest volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel in een insolventiezaak. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep beoordeeld aan de hand van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, omdat de verzoekers klaarblijkelijk onvoldoende belang hadden bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en geoordeeld dat de klachten van de verzoekers geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan op 7 oktober 2016 en is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.

Uitspraak

7 oktober 2016
Eerste Kamer
16/02915
LZ/JS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [verzoeker 1],
2. [verzoekster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, thans mr. K. Aantjes.
Verzoekers zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekers]

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak met het insolventienummer C 08/14/802 R en 803 R van de rechtbank Overijssel van 8 maart 2016;
b. het arrest in de zaak 200.187.677 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 mei 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [verzoekers] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring op grond van art. 80a lid 1 RO.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 3-6).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
7 oktober 2016.