Uitspraak
beiden wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
7 oktober 2016.
Hoge Raad
In deze zaak hebben verzoekers tot cassatie, [verzoeker 1] en [verzoekster 2], beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit arrest volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel in een insolventiezaak. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep beoordeeld aan de hand van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, omdat de verzoekers klaarblijkelijk onvoldoende belang hadden bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en geoordeeld dat de klachten van de verzoekers geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan op 7 oktober 2016 en is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.