Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
16 februari 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 14 oktober 2014 werd uitgesproken. De verdachte, geboren in 1970, was in deze strafzaak aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.J. Baumgardt uit Spijkenisse. In de schriftelijke middelen van cassatie die aan het arrest zijn gehecht, werden verschillende klachten naar voren gebracht.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarbij hij stelde dat de ingediende middelen niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de argumenten van de verdachte niet voldoende vond om het eerdere oordeel van het Gerechtshof te herzien.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 16 februari 2016 het beroep verworpen. Dit arrest werd uitgesproken door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van het Gerechtshof en onderstreept de afwijzing van de cassatiegronden.