Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
1 november 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was door het Hof veroordeeld voor eenvoudige belediging van een bijzondere opsporingsambtenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van diens functie. De strafoplegging bestond uit een gevangenisstraf van één week en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. De Hoge Raad oordeelde dat de strafoplegging ondeugdelijk was, omdat de wet niet toestaat om voor één strafbaar feit meer dan één gevangenisstraf op te leggen. De motivering van het Hof gaf geen duidelijkheid over de duur van de opgelegde straffen en het voorwaardelijke deel daarvan. Hierdoor kon de bestreden uitspraak niet in stand blijven.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, maar alleen wat betreft de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag, zodat deze opnieuw kon worden berecht en afgedaan. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van strafopleggingen en de noodzaak om binnen de wettelijke kaders te blijven bij het opleggen van straffen.