ECLI:NL:HR:2016:2459

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2016
Publicatiedatum
1 november 2016
Zaaknummer
15/02350
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de strafoplegging wegens ondeugdelijkheid in een zaak van belediging van een bijzondere opsporingsambtenaar

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was door het Hof veroordeeld voor eenvoudige belediging van een bijzondere opsporingsambtenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van diens functie. De strafoplegging bestond uit een gevangenisstraf van één week en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. De Hoge Raad oordeelde dat de strafoplegging ondeugdelijk was, omdat de wet niet toestaat om voor één strafbaar feit meer dan één gevangenisstraf op te leggen. De motivering van het Hof gaf geen duidelijkheid over de duur van de opgelegde straffen en het voorwaardelijke deel daarvan. Hierdoor kon de bestreden uitspraak niet in stand blijven.

De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, maar alleen wat betreft de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag, zodat deze opnieuw kon worden berecht en afgedaan. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van strafopleggingen en de noodzaak om binnen de wettelijke kaders te blijven bij het opleggen van straffen.

Uitspraak

1 november 2016
Strafkamer
nr. S 15/02350
DAZ/EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 11 mei 2015, nummer 22/003806-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Hof om in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de strafoplegging en de motivering daarvan.
2.2.1.
Het Hof heeft de verdachte veroordeeld ter zake van "[e]envoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening".
2.2.2.
Het Hof heeft omtrent de strafoplegging onder meer overwogen:
"Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van een bijzondere opsporingsambtenaar gedurende de uitoefening van zijn bediening. Hiermee heeft de verdachte blijk gegeven van een grove veronachtzaming van de in de samenleving geldende omgangsvormen, met name wat betreft het respecteren van een ambtenaar die, belast met de handhaving van de Wet Personenvervoer 2000, zijn werk moet kunnen verrichten zonder daarbij te worden beledigd.
Blijkens een haar betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 april 2015, is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van soortgelijk strafbare feiten. Dat heeft haar er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Het hof is met de raadsman van oordeel is dat het raadzaam is dat de verdachte door de reclassering zal worden begeleid en zal daartoe aan het voorwaardelijk op te leggen deel van de gevangenisstraf een bijzondere voorwaarde opleggen als na te melden."
2.2.3.
Het dictum van de bestreden uitspraak houdt onder meer in:
"Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Geeft deze instelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden."
2.3.
In aanmerking genomen dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om ter zake van één strafbaar feit meer dan één gevangenisstraf op te leggen, is de hiervoor weergegeven strafoplegging ondeugdelijk. Nu de aan de beslissing gegeven motivering ook geen uitsluitsel geeft omtrent de door het Hof beoogde duur van die straf en het voorwaardelijke deel daarvan, kan de bestreden uitspraak wat betreft de strafoplegging niet in stand blijven. Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 november 2016.