ECLI:NL:HR:2016:2491

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2016
Publicatiedatum
2 november 2016
Zaaknummer
15/04108
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van arrest wegens verzuim in beslissen op voorwaardelijk getuigenverzoek

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 17 augustus 2015. De verdachte, vertegenwoordigd door advocaat R.J. Baumgardt, had een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van een getuige tijdens de terechtzitting in hoger beroep. Het Hof heeft echter verzuimd om op dit verzoek te beslissen, onder de onjuiste veronderstelling dat aan een verzoek tot het horen van een getuige geen voorwaarden konden worden verbonden. Dit verzuim heeft volgens de Hoge Raad geleid tot nietigheid van de uitspraak, zoals bepaald in artikel 330 van het Wetboek van Strafvordering in verbinding met artikel 415 van hetzelfde wetboek.

De Advocaat-Generaal A.J. Machielse had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kon worden berecht. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en het arrest van het Gerechtshof vernietigd. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van verzoeken in het strafproces en de noodzaak voor de rechter om op dergelijke verzoeken te beslissen, om zo de rechtszekerheid en de rechten van de verdachte te waarborgen.

Uitspraak

1 november 2016
Strafkamer
nr. S 15/04108
KD/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 17 augustus 2015, nummer 23/004869-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht enafgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd te beslissen op een ter terechtzitting in hoger beroep door de verdediging gedaan voorwaardelijk verzoek tot het horen van een getuige.
2.2.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende aangevoerd:
"Om mij moverende redenen heb ik tot nu toe gemeend dat we [getuige] met rust moeten laten. In raadkamer kunt u alsnog besluiten om hem te horen. Daartoe doe ik een voorwaardelijk verzoek."
2.3.
Het proces-verbaal houdt voorts het volgende in:
"De voorzitter onderbreekt het pleidooi van de raadsman en deelt hem mede dat het hof geen voorwaardelijke verzoeken accepteert."
2.4.
Het Hof is kennelijk uitgegaan van de vooronderstelling dat aan een verzoek tot het horen van een getuige geen voorwaarden kunnen worden verbonden. Deze opvatting is onjuist. Een verzuim op een zodanig verzoek te beslissen heeft ingevolge art. 330 Sv in verbinding met art. 415 Sv nietigheid tot gevolg (vgl. HR 14 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016: 1177).
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 november 2016.