ECLI:NL:HR:2016:2505

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 november 2016
Publicatiedatum
3 november 2016
Zaaknummer
16/01831
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen vennootschapsbelastingaanslagen en boetebeschikkingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Hof van 26 februari 2016, waarin meerdere (navorderings)aanslagen in de vennootschapsbelasting en bijbehorende boetebeschikkingen aan de orde waren. De Hoge Raad heeft eerder, in een arrest van 11 mei 2012, de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.

De Staatssecretaris heeft in cassatie twee middelen voorgesteld, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze middelen niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad stelde vast dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de middelen niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, en er werd een griffierecht van € 503 geheven van de Staatssecretaris van Financiën.

Uitspraak

4 november 2016
Nr. 16/01831
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof 's‑Hertogenboschvan 26 februari 2016, nrs. 12/00241 tot en met 12/00244, betreffende aan
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) opgelegde (navorderings)aanslagen in de vennootschapsbelasting, de daarbij gegeven boetebeschikkingen, en de daarbij gegeven beschikking als bedoeld in artikel 20b, lid 3, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

1.Het eerste geding in cassatie

Bij arrest van de Hoge Raad van 11 mei 2012, nr. 10/02114, ECLI:NL:HR:2012:BW5389, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem (nrs. 05/00152 tot en met 05/00155), met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof 's‑Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het tweede geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.

3.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2016.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 503.