3.1In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.1. Deze komen, samengevat en voor zover in cassatie van belang, op het volgende neer.
(i) Het Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord N.V. (hierna: NHN) is belast met de uitvoering van de diensten van algemeen economisch belang voor de Provincie.
De Provincie houdt 50% van de aandelen in NHN. De Kamer van Koophandel en 26 gemeenten houden de andere 50% van de aandelen in NHN. NHN houdt 100% van de aandelen in NHN Vastgoed B.V. (hierna: NHN Vastgoed), die op haar beurt 100% van de aandelen houdt in NHN Projectbeheer B.V. (hierna: NHN Projectbeheer).
(ii) Op 20 juni 2007 hebben de Provincie, NHN, [A] en Zeeman Vastgoed de intentie vastgelegd gezamenlijk het bedrijventerrein Jaagweg te Koggenland te ontwikkelen. Ter uitvoering hiervan heeft de Provincie gronden in eigendom verworven met als doel deze bouwrijp te maken en door te leveren aan een nog op te richten commanditaire vennootschap die de ontwikkeling ter hand zal nemen.
(iii) NHN Vastgoed, [A] en Zeeman Vastgoed hebben op 19 juni 2008 een samenwerkingsovereenkomst gesloten, waarbij zij zich jegens elkaar verbonden om zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes maanden na de inwerkingtreding van die overeenkomst, een commanditaire vennootschap aan te gaan en een besloten vennootschap op te richten die als beherend vennoot daarvan zou optreden.
(iv) Op dezelfde datum is tussen de Provincie, NHN, [A] , Zeeman Vastgoed en Distriport Noord-Holland C.V. i.o., een overeenkomst tot stand gekomen over de verkoop en levering van de gronden aan deze laatste partij (hierna: de grondverkoopovereenkomst). Distriport Noord-Holland C.V. i.o. is hierbij vertegenwoordigd door haar beherend vennoot Distriport Noord Holland B.V. i.o. Eveneens op die datum is tussen deze partijen een overeenkomst tot stand gekomen waarbij de Provincie zich heeft verbonden tot een borgstelling jegens de financiële instelling die de ontwikkeling van het bedrijventerrein zal financieren.
(v) Op 9 juni 2009 is Distriport B.V. opgericht.
De aandelen in Distriport B.V. worden gehouden door NHN Vastgoed, [A] en (naar de stelling van Distriport c.s.) Zeeman Bestuur B.V. (hierna: Zeeman Bestuur) of (naar de stelling van de Provincie) Zeeman Vastgoed. Het bestuur van Distriport B.V. bestaat uit NHN Vastgoed, Zeeman Bestuur en [A] . Zij zijn gezamenlijk bevoegd.
(vi) Op 24 juni 2009 is Distriport C.V. aangegaan tussen Zeeman Vastgoed, NHN Projectbeheer en [B] B.V. (hierna: [B] ) als commanditaire vennoten en Distriport B.V. als beherend vennoot. [A] houdt 100% van de aandelen in [B] .
(vii) De Provincie heeft (tevergeefs) verschillende termijnen gesteld aan Distriport C.V. voor afname van de gronden. Zij heeft Distriport C.V. bij brief van 22 oktober 2010 (verzonden op 16 november 2010 en gericht aan beherend vennoot Distriport B.V.) in gebreke gesteld. Bij brief van 21 februari 2011 heeft de Provincie een ontbindingsverklaring uitgebracht wat betreft art. 2.1 van de grondverkoopovereenkomst. Dat artikel ziet op de verkoop van de gronden aan Distriport C.V. Daarnaast heeft de Provincie haar contractspartijen en Distriport C.V. aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en te lijden schade.
3.2.1Distriport c.s. hebben in eerste aanleg nakoming gevorderd van het samenstel van contractuele afspraken en aanspraak gemaakt op schadevergoeding. De Provincie heeft in reconventie een verklaring voor recht gevraagd dat art. 2.1 van de grondverkoopovereenkomst is ontbonden en aanspraak gemaakt op schadevergoeding en een voorschot daarop. De rechtbank heeft de vorderingen van Distriport c.s. in conventie afgewezen en de vorderingen van de Provincie in reconventie grotendeels toegewezen.
3.2.2Het hof heeft de bestreden vonnissen in conventie bekrachtigd, en in reconventie vernietigd voor zover daarbij waren afgewezen het gevraagde voorschot op de schadevergoeding en de vordering van de Provincie op [A] . Voor zover in cassatie van belang overwoog het hof als volgt:
“3.30 Vervolgens moet worden nagegaan, of de commanditaire vennoten [A] en Zeeman Vastgoed oud naast Distriport CV hoofdelijk aansprakelijk zijn. Dat is het geval indien zij beheershandelingen hebben verricht als bedoeld in artikel 21 lid 2 WvK.
3.30.1.De Provincie heeft in onderdeel 4.4 van haar memorie van antwoord deze vraag bevestigend beantwoord met de stelling dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ) - handelend in hun hoedanigheid van vertegenwoordigers van Zeeman Vastgoed oud en [A] - ook (de) feitelijke beleidsbepalers waren binnen de CV, zonder daarbij in de externe communicatie een duidelijk onderscheid te maken in welke hoedanigheid zij handelden. Distriport c.s. hebben verweer gevoerd met het betoog dat besluitvorming binnen de CV, waar ook NHN bij betrokken was, op basis van unanimiteit geschiedde (paragraaf 2.1.5 memorie van antwoord in incidenteel appel) maar daarmee onweersproken gelaten dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in hun externe communicatie hun hoedanigheid in het ongewisse lieten, zodat dat als vaststaand zal worden aangenomen.
3.30.2.Het hof heeft aan de hand van de stukken in het dossier (waaronder het Afsprakenkader, de borg-, grondverkoop- en samenwerkingsovereenkomst, alsmede verschillende vergaderstukken en correspondentie met de Provincie en de Belastingdienst) geconstateerd dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] directeur van (de directeurs van) Distriport B.V. waren en ook namens Distriport BV jegens de Provincie en de Belastingdienst hebben geageerd (zie bijvoorbeeld r.o. 2.19, 2.20, 2.22 en 2.27), terwijl zij gelijktijdig ook directeur zijn (geweest) van de vennootschappen die in dit geding als commanditaire vennoot jegens de Provincie gelden, namelijk [A] en Zeeman Vastgoed oud. De samenloop van al die hoedanigheden in de personen van de directeuren brengt mee dat ook waar [betrokkene 1] en [betrokkene 2] aangaven namens (de directie van) Distriport BV op te treden (derden daardoor de indruk gevend dat zij in werkelijkheid beherend vennoot zijn), dat optreden bezwaarlijk kan worden geabstraheerd van hun hoedanigheid als (en optreden namens) directeur van een commanditair vennoot. Het hof gaat er daarom vanuit dat de handelingen van deze directeuren van [A] en Zeeman Vastgoed oud (zoals het overleg met de Belastingdienst over de fiscale bouwrijpheid en het overleg met de Provincie over de financiering) als handelingen van die commanditaire vennoten gelden en dat laatstgenoemden daarmee in beginsel beheershandelingen hebben verricht als bedoeld in artikel 20 lid 2 WvK (vgl. ECLI:NL:HR:2009:BB9390). Een andere benadering zou meebrengen dat de commanditaire vennoten in staat zouden zijn om zonder eigenlijke persoonlijke verbondenheid de CV de door hen gewenste handelingen in het rechtsverkeer te laten verrichten, hetgeen de wetgever met artikel 21 lid 2 WvK heeft willen voorkomen. 3.30.3.Op het uitgangspunt dat in beginsel beheershandelingen zijn verricht zijn uitzonderingen denkbaar, bijvoorbeeld vanwege de specifieke aard van de handeling. In dat verband hebben Distriport c.s. aangevoerd dat Zeeman Vastgoed oud en [A] in hoedanigheid van zelfstandig contractspartij van de Provincie conservatoir leveringsbeslag hebben gelegd onder de Provincie vanwege de vorderingen die zij uit dien hoofde op de Provincie hadden, en niet in hun hoedanigheid van commanditair vennoot zodat die beslaglegging geen beheershandeling was. Nu in dit geding vast staat (zie r.o. 4.3 van het tussenvonnis van 2 mei 2012, waartegen geen grief is gericht) dat [A] en Zeeman Vastgoed oud zelfstandig contractspartij van de Provincie waren en zij (naast Distriport CV en Distriport BV) in dit geding ook uit eigen hoofde vorderingen tegen de Provincie hebben ingesteld, en Distriport BV voorts zelf ook conservatoir beslag heeft gelegd in verband met haar eigen vorderingen, kan worden aangenomen dat hun beslaglegging niet in hoedanigheid van commanditaire vennoot is geweest. Dat staat evenwel niet in de weg aan het onder r.o. 3.30.2 gegeven oordeel dat zowel Zeeman Vastgoed oud als [A] overigens wel beheershandelingen hebben verricht. Zij zijn daarom naast Distriport BV en Distriport CV hoofdelijk aansprakelijk. Het hof overweegt nog dat Distriport c.s. hebben opgeworpen dat als de Provincie daadwerkelijk van mening is dat de partijen bij de samenwerkingsovereenkomst niet alleen bestuurder zijn van Distriport BV, maar ook commanditaire vennoot, ook NHN Vastgoed een (hoofdelijk) aansprakelijkheidsrisico loopt (paragraaf 2.3.2. memorie van antwoord in incidenteel appel). De positie van NHN Vastgoed is echter geen onderwerp van deze procedure.”