ECLI:NL:HR:2016:2579

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2016
Publicatiedatum
11 november 2016
Zaaknummer
16/02955
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over beëindiging zonder schone lei in WSNP en nieuwe schulden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een eerdere uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat, had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarin het hof had geoordeeld over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei, zoals geregeld in artikel 80a lid 1 van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten van de verzoekster geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het standpunt van de Procureur-Generaal, die stelde dat de verzoekster klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Gezien deze overwegingen heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van het vereiste van belang bij het instellen van cassatie en de strikte toepassing van artikel 80a lid 1 RO.

Uitspraak

11 november 2016
Eerste Kamer
16/02955
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, thans mr. K. Aantjes.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak R.05/11/82 van de rechtbank Gelderland van 17 februari 2011, 6 februari 2014, 12 maart 2015 en 10 maart 2016;
b. het arrest in de zaak 200.187.794 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 mei 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot toepassing van artikel 80a lid 1 RO.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 11-13).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
11 november 2016.