Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 15 februari 2014 heeft ingebroken in de woning aan de [a-straat] 52 in Almere. Daartoe overweegt zij het navolgende.
Op 16 februari 2014 doet [betrokkene 1] aangifte van inbraak. Hij verklaart dat hij op 5 februari 2014 om 04:30 uur zijn woning afgesloten achter heeft gelaten. Bij thuiskomst op 16 februari 2014 om 02:30 uur constateert aangever dat het cilinderslot volledig ontbrak in het slot van de voordeur. Eenmaal in de woning ziet aangever dat een Packard Bell laptop, een cameratas, een camera van het merk Canon met drie cameralenzen en een videocamera zijn weggenomen.
Getuige [getuige 1] verklaarde dat hij op 15 februari 2014 tussen 02:00 uur en 02:50 uur een hard geluid bij de buren van perceel 52 hoorde. Omdat de buren niet thuis waren keek de getuige naar buiten en zag hij twee personen uit de voortuin van de buren lopen. Even later hoorde hij wederom een geluid en zag dat één van de personen (verdachte 1) voor het keukenraam stond. Verdachte 1 keek recht in de ogen van de getuige. De getuige herkende deze man als de man die altijd rondhangt bij het trein/busstation van Almere Parkwijk. Ook stapt deze man regelmatig uit of in de bus bij de bushalte Tussen de Vaarten Noord.
De getuige verklaarde voorts dat hij op 19 februari 2014 verdachte 1 zag staan bij station Almere Parkwijk.
Op 7 maart 2014 wordt getuige [getuige 1] geconfronteerd met een fotoselectie van 12 personen. De getuige verklaarde uit eigen beweging: "Het is hilarisch. Ik ken 3 van hun, degene van wie ik dacht dat het was is nummer 6. Nummer 6 is degene die ik toen herkende. De andere die erbij was, was nummer 12.
...Nummer 6 stond buiten op wacht bij een keukenraam voor de woning van mijn buren waar is ingebroken.
...Ik zag dat nummer 6 en 12 toen van die woning wegliepen op het trottoir voor mijn woning langs. Dit was het moment dat ik nummer 6 duidelijk in het gezicht keek."
Uit het proces-verbaal van bevindingen omtrent de foslo-confrontatie blijkt dat verdachte de persoon is die op fotonummer 6 in de fotobewijsconfrontatie stond afgebeeld.
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte tezamen met een ander heeft ingebroken in de woning van [betrokkene 1] en aldaar de goederen heeft weggenomen zoals deze in de tenlastelegging genoemd zijn. De rechtbank verwerpt het verweer dat er slechts één bewijsmiddel voorhanden is. In het onderhavige geval is voldaan aan het in artikel 342, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering opgenomen bewijsminimum. De bewezenverklaring berust immers op meerdere bewijsmiddelen, namelijk de aangifte en de verklaring van de getuige [getuige 1] die verdachte na een foslo-confrontatie heeft herkend. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat de getuige [getuige 1] ooggetuige is geweest van de inbraak en verdachte zonder enige twijfel heeft herkend. De verklaring van deze getuige waar deze herkenning op is gebaseerd, blijkt voorts te kloppen met de omstandigheid dat verdachte zich vaak ophoudt bij het station Almere Parkwijk en dat hij ook gebruik maakt van de bus bij de bushalte Tussen de Vaarten Noord."