Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
15 november 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Verenigde Staten van Amerika. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een einduitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die op 3 september 2015 is gedaan. Het Hof had de uitlevering toelaatbaar verklaard, maar de bestreden uitspraak bevatte geen duidelijke omschrijving van de feiten waarvoor de uitlevering kon worden toegestaan. De Hoge Raad oordeelt dat dit een verzuim is dat hersteld moet worden. De opgeëiste persoon heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat C. Reijntjes-Wendenburg, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad oordeelt dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het Hof heeft de uitlevering toelaatbaar verklaard, maar heeft verzuimd de feiten waarvoor deze uitlevering kan worden toegestaan, voldoende te vermelden. De Hoge Raad herstelt dit verzuim door de uitlevering toelaatbaar te verklaren voor de feiten die zijn omschreven in de door de verzoekende Staat overgelegde stukken.
Uiteindelijk vernietigt de Hoge Raad de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover het Hof heeft verzuimd de feiten waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan, genoegzaam te vermelden. De Hoge Raad verklaart de uitlevering toelaatbaar voor de feiten zoals omschreven in de (supplemental) Affidavit in support of request for extradition, van R. Capone, Assistent United States Attorney of the Southern District of New York, van 21 oktober 2013 en 27 november 2013, en verwerpt het beroep voor het overige.