ECLI:NL:HR:2016:2635

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 november 2016
Publicatiedatum
17 november 2016
Zaaknummer
16/01759
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure (nr. 16/01759) tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting over het tijdvak van 13 november 2014 tot en met 12 februari 2015, inclusief een boetebeschikking. De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende op 4 mei 2016 gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Echter, het griffierecht is niet voldaan. Op 3 juni 2016 heeft de griffier de belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald, maar de belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt. Hierdoor heeft de Hoge Raad, op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door vice-president J.A.C.A. Overgaauw, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en is openbaar uitgesproken op 18 november 2016.

Uitspraak

18 november 2016
Nr. 16/01759
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Hollandvan 23 februari 2016, nr. HAA 15/1819, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting over het tijdvak 13 november 2014 tot en met 12 februari 2015 en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 4 mei 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgehaald op de afhaallocatie, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 3 juni 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgehaald op de afhaallocatie, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2016.