ECLI:NL:HR:2016:2651

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 november 2016
Publicatiedatum
22 november 2016
Zaaknummer
15/00784
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens niet indienen van middelen van cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 november 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte, geboren in 1976, tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 6 oktober 2014. Het beroep was ingesteld tegen een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De advocaat van de betrokkene, M.T. de Vaal, heeft een middel van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd dat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het beroep.

De Hoge Raad heeft beoordeeld dat het middel een klacht bevatte die gericht was tegen een beslissing in een samenhangende strafzaak, die onder nummer 15/00780 bij de Hoge Raad in behandeling was. De Hoge Raad oordeelde dat een middel van cassatie slechts kan gelden als er een duidelijke en stellige klacht is over de schending van een rechtsregel of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift. Aangezien het middel niet aan deze vereisten voldeed, werd het onbesproken gelaten.

Daarnaast werd vastgesteld dat de betrokkene niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie had ingediend, waardoor niet was voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit leidde tot de conclusie dat de betrokkene in het beroep niet kon worden ontvangen. De Hoge Raad verklaarde de betrokkene dan ook niet-ontvankelijk in het beroep.

Uitspraak

22 november 2016
Strafkamer
nr. S 15/00784 P
AGE/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 6 oktober 2014, nummer 22/004781-13, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft M.T. de Vaal, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd dat de betrokkene niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel behelst een klacht die is gericht tegen 's Hofs beslissing in de met deze zaak samenhangende strafzaak die bij de Hoge Raad in behandeling is onder nummer 15/00780. Als een middel van cassatie als in de wet bedoeld, kan slechts gelden een duidelijke en stellige klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. Het middel voldoet niet aan dit vereiste, zodat het onbesproken moet blijven.
2.2.
Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de betrokkene in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 november 2016.