ECLI:NL:HR:2016:27

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 januari 2016
Publicatiedatum
14 januari 2016
Zaaknummer
15/00353
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 19 december 2014, betreffende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en vermogensbelasting over de jaren 1995 en 1996. De Hoge Raad heeft eerder een arrest gewezen op het beroep van de Staatssecretaris van Financiën, waarbij de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd vernietigd en de zaak werd verwezen naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en verschillende middelen voorgesteld. De Staatssecretaris heeft hierop een verweerschrift ingediend, en belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, omdat de middelen geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren C. Schaap en J. Wortel, en is openbaar uitgesproken op 15 januari 2016.

Uitspraak

15 januari 2016
Nr. 15/00353
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 19 december 2014, nrs. 14/00390 en 14/00391, betreffende de aan belanghebbende over het jaar 1995 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de over het jaar 1996 opgelegde navorderingsaanslag in de vermogensbelasting, de daarbij gegeven beschikkingen inzake een verhoging en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1.Het eerste geding in cassatie

De uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is op het beroep van de Staatssecretaris bij arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2014, nr. 13/03554, ECLI:NL:HR:2014:689, BNB 2014/137, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof ’s‑Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2016.