ECLI:NL:HR:2016:275

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2016
Publicatiedatum
18 februari 2016
Zaaknummer
15/00783
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om veroordeling proceskosten na intrekking van beroep in cassatie tegen navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen

In deze zaak heeft belanghebbende, na de intrekking door de Staatssecretaris van Financiën van het beroep in cassatie, de Hoge Raad verzocht om de Staatssecretaris te veroordelen in de kosten die verband houden met de behandeling van het beroep in cassatie. Dit verzoek volgde op de intrekking van het beroep in cassatie dat gericht was tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 januari 2015, waarin verschillende navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen voor de jaren 2006 en 2007 aan belanghebbende waren opgelegd. De Staatssecretaris van Financiën heeft in zijn verweerschrift geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek van belanghebbende.

De Hoge Raad heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de inhoud van het procesdossier en de door partijen verstrekte gegevens. Gelet op de samenhang met andere zaken, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er termen aanwezig zijn om te beslissen over de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op een derde van € 992, wat neerkomt op € 330,67 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2016 door de vice-president en twee raadsheren, waarbij de waarnemend griffier aanwezig was.

Uitspraak

19 februari 2016
Nr. 15/00783
Arrest
gewezen op na te melden verzoek van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende).

1.Verzoek

Na de intrekking door de Staatssecretaris van Financiën van het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s‑Hertogenboschvan 9 januari 2015, nrs. 14/00310, 14/00311, 14/00312, 14/00316 en 14/00317, betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2006 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente, de over het jaar 2007 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikking en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente en de aan belanghebbende over het jaar 2007 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente heeft belanghebbende de Hoge Raad verzocht de Staatssecretaris van Financiën te veroordelen in de kosten in verband met de behandeling van het beroep in cassatie.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend, waarin hij concludeert tot toewijzing van het verzoek.

2.Beoordeling van het verzoek

De Hoge Raad acht, gelet op de inhoud van het procesdossier en de gegevens die door partijen op dit punt zijn verstrekt, termen aanwezig om ten aanzien van de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep in cassatie redelijkerwijs heeft moeten maken, te beslissen als hierna zal worden vermeld. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met nummers 15/00787 en 15/00791 met de onderhavige zaak samenhangen in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

3.Beslissing

De Hoge Raad veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op een derde van € 992, derhalve € 330,67, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2016.