Het Hof heeft zijn oordeel, voor zover dat betrekking heeft op de vrijspraak van het witwassen van de in de tenlastelegging met nummer 22 respectievelijk 26 aangeduide geldbedragen van € 100.000,-, als volgt gemotiveerd:
"Het mondeling bevel tot opnemen van telecommunicatie van 8 november 2009 met betrekking tot het telefoonnummer 6763, dat op 11 november 2009 schriftelijk werd bevestigd door de officier van justitie, is gesteld op naam van [betrokkene 1] (map 3, pagina 385). Op 24 november 2009 is de tap op het nummer 6763 afgesloten aangezien dit nummer niet meer actief was (map 3, pagina 390). Uit het dossier blijkt, dat vanaf 13 november 2009 de gesprekken met het nummer eindigend op 8080 zijn opgenomen (map 6, pagina 1110), van welk nummer eerder al was vastgesteld, dat de verdachte de gebruiker was. Gezien het dossier is op enig moment, door herkenning van de stem op de taplijn 8080 (map 6, pagina 1091), het vermoeden gerezen dat de verdachte, na [betrokkene 1], de gebruiker was geworden van het nummer 6763. Anders dan de raadsman is het hof op basis van het dossier van oordeel, dat het moment dat de stem van de verdachte door de politie kan zijn herkend, moet zijn gelegen in de periode op of na 13 november 2009, nu pas vanaf die datum de taplijn 8080 kan zijn uitgeluisterd. Uit het bovenstaande kan bij het ontbreken van een exacte datum het meest ruim genomen worden afgeleid, dat de tap op de lijn 6763 die was aangevraagd op naam van [betrokkene 1] vanaf 13 november tot en met 24 november 2009 is doorgelopen, terwijl men wist dat de verdachte de gebruiker was van dat nummer.
Het opnemen en vervolgens uitluisteren van telecommunicatie betekent een ingrijpende inbreuk op de privacy. Dit betekent dat, zoals tot uitdrukking is gebracht in het wettelijk systeem van toedeling van bevoegdheden tot het opnemen van telecommunicatie, neergelegd in artikel 126m Sv, dit dwangmiddel pas mag worden gebruikt na het passeren van drie toetsingsmomenten: de beslissing van de officier van justitie tot toepassing van de bevoegdheid, de beslissing van de rechter-commissaris daarvoor machtiging te verlenen en de controle door de zittingsrechter van de rechtmatigheid van de toepassing van de bevoegdheid, op de voet van artikel 359a Sv. In het wettelijk systeem houdt die beoordeling door de zittingsrechter een beantwoording in van de vraag of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn oordeel omtrent die machtiging heeft kunnen komen.
Op het moment dat blijkt dat een ander dan de verdachte ten aanzien van wie de machtiging is verstrekt de gebruiker is geworden van een getapt nummer, dient op naam van die ander aan de rechtercommissaris om een nieuwe machtiging te worden verzocht. Nu na 13 november 2009 de tap op nummer 6763 niet is beëindigd, maar er nog gesprekken via dit nummer zijn getapt, terwijl geen nieuwe machtiging is gevorderd dan wel verstrekt ten aanzien van genoemd nummer en op naam van de (inmiddels bekende) verdachte, is afbreuk gedaan aan het genoemde wettelijk systeem en is de verdachte in dit geval hernieuwde controle en toetsing door een rechter onthouden. Evenmin kan, in het verlengde hiervan, door de zittingsrechter worden beoordeeld, of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn oordeel omtrent die machtiging heeft kunnen komen. Met de rechtbank is het hof daarom van oordeel dat in dit geval sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv.
Anders dan de rechtbank bepaalt het hof voorts, dat de resultaten van het onderzoek die door dit verzuim zijn verkregen, de tapgesprekken van nummer 6763 die zijn opgenomen tussen 13 en 24 november 2009, niet mogen bijdragen aan het bewijs van het onder 2 ten laste gelegde feit. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met het geschonden belang, de ernst van de inbreuk en het daardoor veroorzaakte nadeel. Het geschonden voorschrift, de in de Grondwet (hierna Gw) gewaarborgde rechten zoals in dit geval het in artikel 10 Gw gegarandeerde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer dat ook in artikel 8 van het EVRM wordt gegarandeerd, is van groot belang en de mate van verwijtbaarheid van het verzuim, het opzettelijk en gedurende twee weken laten doorlopen van de genoemde tap, is naar het oordeel van het hof ernstig. De verdachte is door het niet-naleven van de voorschriften in zijn belang getroffen.
Het hof acht uitsluiting van het bewijs van de resultaten die door het verzuim zijn verkregen in dit geval een geëigend rechtsgevolg. Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van de transactie met nummers 22 (de geldtransactie op 14 november 2009 van een bedrag van € 100.000) en 26 (de geldtransactie op 17 november 2009 van een bedrag van € 100.000)."