ECLI:NL:HR:2016:2771

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
6 december 2016
Zaaknummer
15/03038
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en misbruik van kwetsbare positie in het kader van artikel 273f Sr

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van mensenhandel, waarbij het misbruik van een kwetsbare positie van het slachtoffer centraal stond. Het slachtoffer, een vrouw uit Roemenië, was naar Nederland gekomen met de belofte van werk, maar bevond zich in een afhankelijke positie door gebrek aan financiële middelen, woonruimte en kennis van de Nederlandse taal. De Hoge Raad herhaalde eerdere jurisprudentie dat voor de vervulling van de delictsomschrijving van artikel 273f Sr niet vereist is dat het slachtoffer daadwerkelijk wordt uitgebuit; het oogmerk van uitbuiting is voldoende. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders misbruik maakten van de kwetsbare positie van het slachtoffer door haar te werven, vervoeren en huisvesten met het oog op seksuele uitbuiting. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en dat de bewezenverklaring toereikend was gemotiveerd. Het beroep in cassatie werd verworpen.

Uitspraak

6 december 2016
Strafkamer
nr. S 15/03038
AKA/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 24 juni 2015, nummer 21/001410-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft K.K. Hansen Löve, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer dat het Hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de begrippen "misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht" en "misbruik van een kwetsbare positie", als bedoeld in art. 273f, eerste lid aanhef en onder 1º, Sr, althans de bewezenverklaring in zoverre ontoereikend heeft gemotiveerd.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2013 tot en met 23 mei 2013 in Nederland en/of Duitsland en/of Roemenië, tezamen en in vereniging met anderen,
- een ander, te weten [betrokkene 1] door (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest, met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van [betrokkene 1]
immers hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens)
- misbruik gemaakt van de positie waarin voornoemde [betrokkene 1] verkeerde, en/of die van hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijk gemaakt aangezien [betrokkene 1] de Nederlandse taal niet machtig was en/of over onvoldoende financiële middelen beschikte."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een schriftelijk stuk, te weten een getuigenverklaring van [betrokkene 1], d.d. 1 augustus 2013, p. A01-520 van map 1 van het onderzoek 'Santana', voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Rond mei, juni 2013 stuurde [betrokkene 2] mij een brief. Ik heb hem een brief teruggestuurd met het telefoonnummer dat ik in gebruik had. Ik vroeg hem mij te bellen indien hij mij wilde spreken. Ongeveer twee weken nadat ik de brief aan [betrokkene 2] had geschreven, werd ik door hem gebeld. Bij die gelegenheid vertelde ik dat ik nogal krap bij kas zat, dat ik momenteel op zoek naar werk ben, dat ik mij geen huurwoning kan veroorloven en dat ik logeerde waar de gelegenheid zich voordeed ("dat ik hier en daar logeerde") bij vrienden en kennissen. Hij vertelde mij dat hij een uitstekende advocaat kende, die aan zijn zaak werkt en dat deze over een à twee weken naar Bulgarije zou gaan voor werkzaamheden, dat hij op de terugweg via Roemenië zou reizen en indien ik dat zou willen, zou hij naar mij toe komen om mij mee te nemen naar Nederland. Na een paar dagen belde [betrokkene 2] weer terug en vertelde mij dat de advocaat [betrokkene 3] heette. Deze advocaat kon echter niet meer via Roemenië reizen maar hij had geboekt bij de firma [A] uit Suceava, die (met een minibus) langs Cluj zou rijden en dat ik, indien ik dat zou willen, met deze minibus, naar de advocaat in Nederland zou kunnen reizen. Ik zei tegen [betrokkene 2] dat ik vanwege de kritieke financiële situatie in Roemenië waarin ik mij op dat moment bevond, naar hem toe zou komen. Ik vermeld hierbij dat de telefonische contacten die [betrokkene 2] met mij onderhield vanuit de PI te Hoogeveen afkomstig waren. Ik zei tegen genoemde [betrokkene 2] dat ik geen cent had om deze reis naar Nederland te maken. Vanuit de PI vertelde genoemde [betrokkene 2] mij dat dit geen enkel probleem was en dat hij persoonlijk met de chauffeur van de minibus van de firma [A] zou praten en hem vragen om mij € 20,- te geven voor onderweg naar Nederland. Na circa twee weken na Pasen 2013 vertrok ik naar Nederland met de minibus van de firma [A] vanuit busstation Beta in Cluj-Napoca. Bij aankomst in Nederland, in de stad Leeuwarden werd ik door een man opgewacht die mij vertelde dat hij [betrokkene 3] heette. Ik vroeg hem of hij de advocaat van [betrokkene 2] was en hij antwoordde dat hij geen advocaat was en dat hij deze [betrokkene 2] niet kende en dat hij door een vriend van hem was gebeld vanuit de PI waar ook [betrokkene 2] vastzat. Die vriend had hem verzocht om mij bij aankomst in Nederland op te komen halen en mij een werkplek te bezorgen. Eveneens bij deze gelegenheid vertelde [betrokkene 3] mij dat ik in een bordeel in Nederland zou werken. Ik zei tegen [betrokkene 3] dat ik absoluut weiger om in een bordeel te gaan werken en mij te prostitueren en begon te huilen. [betrokkene 3] zei toen tegen mij dat ik mij geen zorgen moest maken, want als ik dit werk niet wilde doen, dan zou hij mij helpen om terug te keren naar Roemenië en dat hij dan de reiskosten voor zijn rekening zou nemen. Daar ik op een zondag in Nederland was aangekomen, was het niet mogelijk om op dezelfde dag terug naar Roemenië te reizen, maar pas de volgende donderdag was er een minibus van [A] die richting Roemenië zou vertrekken.
Onder deze omstandigheden nodigde [betrokkene 3] mij uit om bij hem thuis te logeren. De volgende ochtend rond 09:00 uur kwam [betrokkene 3] naar mijn kamer waar ik logeerde en zei tegen mij dat [betrokkene 2] voor mij aan de telefoon was op de vaste lijn. Ik heb toen met [betrokkene 2] gesproken, die mij toen recht op de man af vertelde, dat hij mij naar Nederland had gehaald, om mij in een bordeel te prostitueren, voor zijn eigen financiële gewin, aangezien hij weinig geld verdient in de PI en dat het de bedoeling was dat het door mij uit deze werkzaamheden verdiende geld bij hem in de PI terecht zou moeten komen. Ik zei tegen hem dat ik mij nooit zou prostitueren, zelfs al moest ik mij hiervoor tot de Nederlandse autoriteiten wenden. Desondanks bleef [betrokkene 2] aandringen dat ik in Nederland zou blijven en mij zou prostitueren om geld voor hem te verdienen. Ik heb hem gesmeekt om niet meer aan te dringen, aangezien ik op een bepaalde leeftijd ben en niet toe zal geven en tegelijkertijd heb ik [betrokkene 3] verzocht om mij niet meer te roepen indien [betrokkene 2] mij weer aan de telefoon zou vragen. Tijdens mijn vertrek uit Roemenië is noch door [betrokkene 2] noch door [betrokkene 3], aan mij voorgesteld om naar Nederland te komen om mij te prostitueren in een bordeel, want indien zij mij iets dergelijks zouden hebben voorgesteld, zou ik hebben geweigerd om naar Nederland af te reizen. Op dezelfde maandagochtend dat ik door [betrokkene 2] werd gebeld op het telefoonnummer van [betrokkene 3], belde [betrokkene 2] dezelfde middag opnieuw waarbij hij aandrong dat ik in Nederland zou blijven om mij te prostitueren voor zijn materiële gewin.
2. De verklaring van [betrokkene 1], afgelegd op 13 januari 2014 ten overstaan van de rechter-commissaris (videoverhoor), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Het klopt dat ik eerder een verklaring heb afgelegd in Roemenië. Ik sta nog achter deze verklaring. Ik heb alles verklaard meteen na de gebeurtenissen, die verklaringen zijn waar, toen was het nog vers in mijn geheugen.
U vraagt mij waarom ik mij door [betrokkene 2] heb laten uitnodigen om naar Nederland te komen. Ik kon financieel niet goed rondkomen in Roemenië. [betrokkene 2] zei dat er een advocaat was die werk voor mij kon vinden in Nederland, daarom ben ik teruggegaan naar Nederland.
U houdt mij voor dat ik in een club zou gaan werken volgens [betrokkene 2]. In een nachtclub werken is voor Roemeense begrippen in een bordeel werken.
3. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof op 10 juni 2015, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Wat ik had begrepen is dat [betrokkene 1] hiernaartoe zou komen om te werken. Ik begreep dat ze in een club zou gaan werken. Ik begreep hierbij wel dat het om prostitutie ging. Ik wist dat [betrokkene 1] uit Roemenië kwam. Ik zou onderdak regelen. Ik ben daar ook daadwerkelijk mee bezig geweest.
Het klopt dat ik de eigenaar van een club in Leeuwarden heb benaderd. Het was aan mij om werk en woonruimte voor [betrokkene 1] te zoeken. U houdt mij voor dat het kennelijk ook de bedoeling was dat ik het geld in ontvangst zou nemen. Ja, een deel ervan.
(...)
5. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal algemeen dossier, d.d. 10 september 2013, p. 1 e.v. van het onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
als relaas van verbalisant:
Van [betrokkene 4], [betrokkene 2], [betrokkene 5] en hun telefonische contacten werden in de penitentiaire inrichting te Hoogeveen de telefoongesprekken opgenomen en afgeluisterd.
(...)
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof voorts af dat telkens met
(...)
- [betrokkene 1] wordt bedoeld;
- [betrokkene 2] wordt bedoeld.
Het hof leest deze (bij)namen steeds aldus.
(...)
7. Een schriftelijk stuk, te weten een weergave van een tapgesprek tussen verdachte en [betrokkene 1], d.d. 7 mei 2013 te 12:24:20 uur, p. 416 van het onder 1 genoemde dossier, voor zover van belang:
Getapt telefoonnummer: [001]
[betrokkene 2] (sh) vraagt of [betrokkene 1] (sh) werk heeft gevonden. [betrokkene 1] heeft geen werk gevonden en ze moet de huur betalen, ze heeft een huurachterstand van 2 maanden en denkt dat 'die' haar morgen buiten zal zetten.
[betrokkene 2]: Wat doe je? Wil je hiernaartoe komen?
[betrokkene 1]: Waar moet ik komen?
[betrokkene 2]: Hier, dat je bij mij verblijft.
[betrokkene 1]: In Nederland?
[betrokkene 2]: Ja. (...)
(...)
11. Een schriftelijk stuk, te weten een weergave van een tapgesprek tussen verdachte en [betrokkene 1] d.d. 11 mei 2013 te 12:22:57 uur, p. 426 van het onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende:
Getapt telefoonnummer: [001]
[betrokkene 2] (sh) bun [betrokkene 1] (sh)
[betrokkene 1] was vannacht in het ziekenhuis terecht gekomen, ze had een nierkoliek. [betrokkene 1] is buitengezet, ze heeft haar spullen naar een vriendin gebracht en nu loopt ze rond en gaat van de een naar de ander op bezoek, ze kijkt tegen de nacht op.
[betrokkene 2] vraagt of ze niet bij iemand terecht kan. [betrokkene 1] zegt dat ze bij niemand terecht kan.
[betrokkene 2] zegt dat haar bagage klaar moet staan de 19e als 'hij' haar op komt halen. [betrokkene 2] zegt dat ze de 19de vertrekt en kan dan daarna samen met 'hem' op bezoek komen.
(...)
13. Een schriftelijk stuk, te weten een weergave van een tapgesprek tussen [betrokkene 4] en [betrokkene 3], d.d. 13 mei 2013 te 14:49:48 uur, p. 431 van het onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende:
Getapt telefoonnummer: [002]
[betrokkene 4] (sh) bum [betrokkene 3] (sh)
Na begroeting
[betrokkene 4] vraagt of [betrokkene 3] de buschauffeur die de vrouw van [betrokkene 4] komt afleveren kan betalen, 125 euro.
(...)
14. Een schriftelijk stuk, te weten een weergave van een tapgesprek verdachte en [betrokkene 1], d.d. 13 mei 2013 te 16:20:21 uur, p. 433 van het onder 1 genoemde dossier, voor zover inhoudende:
Getapt telefoonnummer: [001]
[betrokkene 2] (sh) bun [betrokkene 1] (sh).
(...)
[betrokkene 1] zegt dat [betrokkene 2] eerst zei dat de advocaat komt en nu stuurt hij een chauffeur. [betrokkene 2] zegt dat de advocaat hier is en hij zei dat [betrokkene 2] het met [A] moet regelen dat [betrokkene 1] naar Nederland komt en de kosten worden betaald als zij hier is.
(...)
30. De verklaring van getuige [betrokkene 3], afgelegd ter terechtzitting van het hof op 7 januari 2014, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
(...)
Met [betrokkene 1] kon ik totaal niet communiceren.
(...)"
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende overwogen:
"2.1. Inhoudelijke verweren mensenhandel
(...)
Ook blijkt niet dat [betrokkene 1] in haar vrijheid zou worden beperkt en was er geen sprake van een afhankelijkheidssituatie (schulden, verslaving, fake-liefde).
(...)
Het hof oordeelt als volgt.
(...)
Dat [betrokkene 1] (kennelijk vanwege een moeizame financiële en woonsituatie) uit Roemenië naar Nederland kwam om te werken, geen Nederlands sprak, en geen woonruimte had, maakt dat zij zich - anders dan de verdediging heeft aangevoerd - ten opzichte van verdachte in een afhankelijkheidssituatie bevond."
2.2.4.
Art. 273f, eerste lid aanhef en onder 1º, Sr luidde ten tijde van de bewezenverklaarde gedraging als volgt:
"Als schuldig aan mensenhandel wordt met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie gestraft:
1º degene die een ander door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met het oogmerk van uitbuiting van die ander of de verwijdering van diens organen."
2.3.
Vooropgesteld moet worden dat voor de vervulling van de delictsomschrijving van art. 273f, eerste lid aanhef en onder 1º, Sr niet nodig is dat de ander daadwerkelijk wordt uitgebuit; het oogmerk van uitbuiting van die ander volstaat (vgl. HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099, NJ 2010/598). De omstandigheid dat [betrokkene 1] na overbrenging naar Nederland niet het door de verdachte en zijn mededaders beoogde werk heeft verricht, staat derhalve aan vervulling van genoemde delictsomschrijving niet in de weg.
2.4.
Het Hof heeft vastgesteld dat [betrokkene 1] op het moment dat zij naar Nederland kwam om te werken noch over voldoende financiële middelen noch over woonruimte beschikte en dat zij de Nederlandse taal niet machtig was. 's Hofs oordeel dat uit deze feitelijke omstandigheden volgt dat zij zich op dat moment ten opzichte van de verdachte en de mededaders in een afhankelijke positie bevond en dat bij de verdachte en de mededaders bij het werven, vervoeren, overbrengen en huisvesten van [betrokkene 1] derhalve sprake was van misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van de kwetsbare positie van [betrokkene 1], als bedoeld in art. 273f, eerste lid aanhef en onder 1º, Sr, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.
2.5.
In zoverre faalt het middel.
2.6.
Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 december 2016.