Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel
3.Beoordeling van het derde en het vierde middel
5.Beslissing
6 december 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte was betrokken bij een openlijke geweldpleging op 11 juni 2010 in Lelystad, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers. De verdachte had middelen van cassatie ingediend, waarbij hij betoogde dat de bewezenverklaring van het geweld ontoereikend was gemotiveerd. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de verdachte slagen, omdat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet zonder meer kon worden afgeleid dat het geweld was gepleegd aan de openbare weg, zoals in de bewezenverklaring was opgenomen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor de beslissingen met betrekking tot de subsidiaire tenlasteleggingen en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de context waarin geweld heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad heeft geen grond gevonden voor een ambtshalve vernietiging van de uitspraak, waardoor de overige middelen van de verdachte niet verder werden besproken.