ECLI:NL:HR:2016:2774

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
6 december 2016
Zaaknummer
15/01774
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over openlijke geweldpleging en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte was betrokken bij een openlijke geweldpleging op 11 juni 2010 in Lelystad, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers. De verdachte had middelen van cassatie ingediend, waarbij hij betoogde dat de bewezenverklaring van het geweld ontoereikend was gemotiveerd. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof voor herbehandeling.

De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de verdachte slagen, omdat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet zonder meer kon worden afgeleid dat het geweld was gepleegd aan de openbare weg, zoals in de bewezenverklaring was opgenomen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor de beslissingen met betrekking tot de subsidiaire tenlasteleggingen en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de context waarin geweld heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad heeft geen grond gevonden voor een ambtshalve vernietiging van de uitspraak, waardoor de overige middelen van de verdachte niet verder werden besproken.

Uitspraak

6 december 2016
Strafkamer
nr. S 15/01774
MD/NA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, van 10 oktober 2012, nummer 24/001348-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.

1.Geding in cassatie

Het beroep - dat blijkens de daarvan opgemaakte akten niet is gericht tegen de vrijspraak van het onder 4 primair tenlastegelegde - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel

2.1.
De middelen klagen dat de bewezenverklaring van het onder 2 en 4 subsidiair tenlastegelegde ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is overeenkomstig het onder 2 en 4 subsidiair tenlastegelegde bewezenverklaard dat:
"2:
hij op 11 juni 2010 in de gemeente Lelystad met een ander, aan de openbare weg, de Werfweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [betrokkene 1] , welk geweld bestond uit het
- op de rug van [betrokkene 1] springen (terwijl [betrokkene 1] op zijn bromfiets zat) en
- bij de keel vasthouden en vervolgens naar achteren trekken van [betrokkene 1] en
- tegen het been van [betrokkene 1] schoppen en
- vuistslagen in het gezicht van [betrokkene 1] geven;
4 subsidiair
hij op 11 juni 2010 in de gemeente Lelystad, met anderen, aan de openbare weg, de Werfweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [betrokkene 2] , welk geweld bestond uit het
- meermalen stompen/slaan in/tegen het gezicht/hoofd en tegen het lichaam van [betrokkene 2]
- met een glazen fles tegen het hoofd van [betrokkene 2] slaan."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"ten aanzien van feit (...) 2
1. een proces-verbaal van aangifte met nummer PL2522 2010042223-1, d.d. 12 juni 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door een opsporingsambtenaar (bladzijden 205 tot en met 207 van een voor kopie conform het origineel gewaarmerkt dossier in de zaken 2010042051 - 2010041669 - 2010042147 - 2010042223) - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van aangever [betrokkene 1] :
Op 11 juni 2010 kwam ik met mijn vriendin, [betrokkene 3] , op een feestje aan de [a-straat 1] te Lelystad. Ik hoorde dat iemand die ik ken als [verdachte] mijn naam riep. Hij stond twee a drie meter achter mijn. Ik zag dat [verdachte] een stap naar voren maakte en ik voelde ineens dat hij mij een kopstoot gaf tegen de linker zijkant van mijn hoofd. Ik voelde toen direct pijn. Ik heb hier nog steeds last van en er zit een klein bultje op. Ik liep vervolgens naar mijn brommer.
Ik wilde mijn brommer starten en ik zag dat [verdachte] aan kwam lopen. Ik voelde dat hij op mijn rug sprong. Ik zag dat hij met drie andere jongens was die ik niet ken. Ik zag en voelde dat ik een van de jongens mij trapte tegen mijn linkerbeen. Ik had meteen pijn aan mijn been. Ik voelde vervolgens dat [verdachte] me bij mijn keel pakte en me naar achteren trok. Ik voelde dat hij me vervolgens drie vuistslagen gaf. Ik voelde pijn aan mijn linkerkant van mijn kaak.
2. een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL2522 2010042223-2, d.d. 12 juni 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door een opsporingsambtenaar (bladzijden 208 en 209 van een voor kopie conform het origineel gewaarmerkt dossier in de zaken 2010042051 – 2010041669 - 2010042147 - 2010042223) - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van [betrokkene 3] :
Op 11 juni 2010 was ik met mijn vriend [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) op een feestje op de [a-straat 1] te Lelystad. Ik hoorde [verdachte] [betrokkene 1] roepen. Ik zag dat [verdachte] naar [betrokkene 1] kwam lopen en ik zag dat hij [betrokkene 1] een kopstoot gaf aan de linkerzijde van het gezicht. Ik hoorde [betrokkene 1] zeggen dat we weg zouden gaan. Wij zijn toen naar de brommer gelopen.
Ik zag dat [betrokkene 1] zijn brommer wilde starten. Ik zag dat [verdachte] samen met drie jongens aan kwam lopen. Ik zag toen dat [verdachte] op de rug van [betrokkene 1] sprong. Ik zag dat [verdachte] [betrokkene 1] vasthield om zijn nek. Ik zag dat [verdachte] [betrokkene 1] aan de linkerzijde van het gezicht drie a vier klappen gaf. Ik zag dat [verdachte] met de vuist sloeg. Ondertussen gaf een jongen die ik ken als [verdachte] een trap tegen het been van [betrokkene 1] .
(...)
ten aanzien van feit 4:
4. een proces-verbaal van aangifte met nummer PL2521 2010042051-1, d.d. 12 juni 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door een opsporingsambtenaar (bladzijden 123 tot en met 127 van een voor kopie conform het origineel gewaarmerkt dossier in de zaken 2010042051 - 2010041669 - 2010042147 - 2010042223) - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van aangever [betrokkene 2] :
Ik was op 11 juni 2010 op een feestje op de [a-straat 1] te Lelystad. Op een gegeven moment stond ik te praten met [betrokkene 4] en ineens uit het niets werd ik aangevallen. Ik pakte die jongen, van wie ik later hoorde dat hij [verdachte] heet, vast. Ik hield hem zo vast, dat hij geen kant meer op kon. We lagen op de grond. Daar waren we terecht gekomen nadat ik een klap tegen mijn hoofd had gekregen. Ineens sprongen meer jongens boven op mij. Dit waren vrienden van die [verdachte] . Zij probeerden mij te slaan. Ineens kreeg ik een klap in mijn gezicht. Dit deed echt heel erg pijn. Ik voel die pijn nu nog. Ik kon daarna wegrennen. Ik zag dat het bloed uit mijn neus spoot. Ik zag dat het groepje van die [verdachte] achter mij aanrende. Mijn neus was aan de onderzijde helemaal los. Dit is allemaal weer vast gehecht. Ik heb ook nog hechtingen in mijn wang en in mijn lip.
(...)
5. een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL2522 2010042015-11, d.d. 12 juni 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door een opsporingsambtenaar (bladzijden 139 tot en met 142 van een voor kopie conform het origineel gewaarmerkt dossier in de zaken 2010042051 - 2010041669 - 2010042147 - 2010042223) - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van [betrokkene 5] :
Op 11 juni 2010 was ik op een feestje op de [a-straat 1] te Lelystad. Ik was daar met [betrokkene 2] en [betrokkene 4] . [verdachte] was ook op het feestje met een paar vrienden Ik zag dat [verdachte] opeens uit het niets [betrokkene 2] sloeg. Hij sloeg met zijn rechtervuist met kracht tegen het hoofd van [betrokkene 2] . Ik zag [verdachte] meerdere keren slaan. Ik zag dat hij op [betrokkene 2] bleef doorrammen. Ik zag dat [betrokkene 2] [verdachte] vastpakte met twee armen. Ik zag dat [betrokkene 2] losliet en opstond. Ik zag dat [verdachte] achter hem aan wilde. Ik zag dat hij [betrokkene 2] weer begon te slaan. Ik zag dat hij [betrokkene 2] met zijn vuisten sloeg. Ik zag dat het hard ging. Ik zag namelijk dat [betrokkene 2] achterover op de grond viel. Ik zag dat de vrienden van [verdachte] ook allemaal op [betrokkene 2] begonnen in te slaan. Ik zag dat [betrokkene 6] met een fles op het hoofd van [betrokkene 2] sloeg. Ik heb gezien dat ze met zijn allen met vuisten en een fles op [betrokkene 2] aan het slaan waren. Ik zag dat [betrokkene 2] onder het bloed zat. Ik zag dat onder zijn neus en bij zijn wang verwondingen zaten. Ik zag dat zijn hele lip dik was.
(...)
Ten aanzien van de feiten (...) 2, (...) 4 subsidiair (...):
12. de verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 4 februari 2011 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, blijkens het van die zitting opgemaakt proces-verbaal - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudende:
Ik ben op 10 juni 2010 met twee vrienden naar het feest in Lelystad gegaan. Het incident met [betrokkene 1] Hodnik is volgens mij één moment geweest. Ik heb hem wel een klap gegeven. Als hij verklaart dat er tikjes zijn uitgedeeld, dan kan dat wel kloppen. Ik sprong achter op zijn brommer en toen gaf ik hem van achteren twee klappen. Ik ben vanuit de tuin achter hem aan gelopen en toen heb ik weer ruzie gezocht. Er zal in de tuin ook al wel iets zijn voorgevallen.
Ik heb [betrokkene 2] een klap gegeven. (...)"
2.3.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet zonder meer worden afgeleid dat het geweld is gepleegd aan de openbare weg, zoals onder 2 en 4 is bewezenverklaard. De bewezenverklaring is in zoverre ontoereikend gemotiveerd.
2.4.
De middelen slagen.

3.Beoordeling van het derde en het vierde middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het vijfde en het zesde middel geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak - voor zover aan zijn oordeel onderworpen - maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 en 4 subsidiair tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.F. Faase en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 december 2016.