In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gedateerd 2 november 2016. Het betreft een verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke bepalingen zijn die het mogelijk maken om beroep in cassatie in te stellen tegen uitspraken van de administratieve rechter in deze specifieke situatie. Dit betekent dat de Hoge Raad niet bevoegd is om het beroep in cassatie te behandelen. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft de Hoge Raad in de uitspraak aangegeven dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Dit houdt in dat de kosten die zijn gemaakt in het kader van deze procedure niet door een van de partijen vergoed hoeven te worden. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 9 december 2016, en de uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.