ECLI:NL:HR:2016:2823

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 december 2016
Publicatiedatum
8 december 2016
Zaaknummer
15/01882
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over effectenleaseovereenkomst en hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een effectenleaseovereenkomst. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaten, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de vraag of Dexia, de partij die de effectenleaseovereenkomst heeft uitgevoerd, daadwerkelijk aandelen voor de cliënt heeft aangekocht en of er een beroep kan worden gedaan op de hardheidsclausule. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter en arresten van het gerechtshof, die aan deze uitspraak zijn gehecht. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt eiseres in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.048,34.

Uitspraak

9 december 2016
Eerste Kamer
15/01882
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. H.L. van Lookeren Campagne, thans mr. K. Aantjes,
t e g e n
VÄRDE INVESTMENTS (IRELAND) LIMITED,
gevestigd te Dublin, Ierland,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. R.M. Hermans en mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en Värde.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 1169691 DX EXPL 10-199 van de kantonrechter te Amsterdam van 11 augustus 2010, 10 augustus 2011 en 29 februari 2012;
b. de arresten in de zaak 200.106.384/01 van het gerechtshof Amsterdam van 29 april 2014 en 18 november 2014.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Värde heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het beroep.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Värde begroot op € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, G. Snijders, G. de Groot en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op
9 december 2016.