ECLI:NL:HR:2016:2836

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 december 2016
Publicatiedatum
9 december 2016
Zaaknummer
15/02672
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bank wegens schending van zorgplicht in verband met een constructie met betrekking tot handel in beursgenoteerde aandelen en verjaring van de vordering tot schadevergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen 23 April B.V. en Staalbankiers N.V. en Achmea Bank Holding N.V. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de bank voor schending van de zorgplicht in het kader van een constructie met betrekking tot de handel in beursgenoteerde aandelen. Daarnaast werd de vraag behandeld of de vordering tot schadevergoeding was verjaard. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Den Haag en een arrest van het gerechtshof Den Haag. 23 April B.V. heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, terwijl Staalbankiers c.s. een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep hebben ingesteld. De advocaten van beide partijen hebben de zaak toegelicht, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het principale beroep niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering. Hierdoor komt het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en veroordeelt 23 April in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

9 december 2016
Eerste Kamer
15/02672
LZ/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
23 APRIL B.V.,
gevestigd te Den Haag,
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaten: mr. R.P.J.L. Tjittes en mr. J.W. de Jong,
t e g e n
1. STAALBANKIERS N.V. ,
gevestigd te Den Haag,
2. ACHMEA BANK HOLDING N.V.,
gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTERS in cassatie, eiseressen in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als 23 April en Staalbankiers c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/09/430939/HA ZA 12-1328 van de rechtbank Den Haag van 27 maart 2013 en 31 juli 2013;
b. het arrest in de zaak 200.137.406/01 van het gerechtshof Den Haag van 3 maart 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft 23 April beroep in cassatie ingesteld. Staalbankiers c.s. hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor Staalbankiers c.s. mede door mr. B.F.L.M. Schim.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van 23 April heeft bij brief van 21 oktober 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt 23 April in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Staalbankiers c.s. begroot op € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.V. Polak en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op
9 december 2016.