Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
20 december 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 2 maart 2016, met nummer RK 14/55. Het beroep is ingesteld door de klaagster, geboren in 1967, die zich heeft laten bijstaan door haar advocaat G. Spong uit Amsterdam. De klaagster heeft een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), dat betrekking heeft op beslag. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De raadsman heeft schriftelijk gereageerd op deze conclusie.
De Hoge Raad heeft het middel van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het middel niet kan leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 20 december 2016 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. De beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.