Uitspraak
wonende te [woonplaats],
beiden wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
19 februari 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek van een biologische vader tot vernietiging van de erkenning van zijn kind en om vervangende toestemming tot erkenning. De zaak is eerder behandeld door de rechtbank Oost-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waar de moeder en een andere verweerder betrokken waren. De biologische vader, aangeduid als verzoeker, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikkingen van het hof. De advocaat van de verzoeker heeft de zaak schriftelijk toegelicht, terwijl de moeder en de andere verweerder een verweerschrift hebben ingediend. De Advocaat-Generaal L.A.D. Keus heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de verzoeker niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de biologische vader verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van het hof zijn bekrachtigd.