ECLI:NL:HR:2016:2914

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
15/04396
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek getuigenverhoor in strafzaak tegen verdachte wegens verkoop van cocaïne

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor de verkoop van cocaïne. De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat het hof ten onrechte zijn verzoek om getuigen te horen heeft afgewezen. De Hoge Raad oordeelt dat de afwijzing van dit verzoek zonder nadere motivering niet begrijpelijk is, vooral gezien de argumenten die de verdediging heeft aangevoerd. De verdediging heeft getuigen willen horen die cocaïne hebben gekocht, om de betrouwbaarheid van hun verklaringen te toetsen. Het hof heeft echter niet voldoende gemotiveerd waarom deze getuigen niet gehoord konden worden, wat in strijd is met het recht op een eerlijk proces. De Hoge Raad vernietigt daarom de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest is gewezen op 20 december 2016.

Uitspraak

20 december 2016
Strafkamer
nr. S 15/04396
MD/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 26 augustus 2015, nummer 21/005303-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R. Pothast, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel klaagt over 's Hofs afwijzing van het door de verdediging gedane verzoek een aantal personen als getuige te horen.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 27 februari 2014, in de gemeente Wageningen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, meermalen, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsvoering zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.
2.3.1.
Bij de stukken van het geding bevindt zich een appelschriftuur van 1 oktober 2014, die onder meer inhoudt:
"Onderzoekswensen
In het kader van de verdediging van appellant wenst de verdediging getuigen te horen.
Het betreft de volgende personen:
1. [getuige 1] (...);
2. [getuige 2] (...);
3. [getuige 3] (...)
De getuigen hebben alle drie verklaard dat zij cocaïne hebben gekocht. De verdediging wenst de getuigen vragen te stellen om de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van hun verklaringen te toetsen.
De verdediging wenst de getuigen de volgende vragen te stellen. Wat waren de uitwerkingen bij u van de drugs die u kocht? Waren deze uitwerkingen steeds hetzelfde? Was de drugs altijd van dezelfde kwaliteit of zaten daar grote verschillen in? Zo ja, waar aan merkte u die verschillen? Heeft u de drugs die u heeft gekocht wel eens laten testen? Op welke wijze gebruikte u de drugs die u kocht (snuiven, roken, etc.)? Heeft u ervaringen met andere soorten drugs? Heeft u wel eens Mephedrone gebruikt? Heeft u wel eens amfetamine gebruikt? Heeft u wel een Ritalin gebruikt? Bent u bekend met de drug 4 FMP? Bent u bekend met de designerdrug MDPV? In welke hoeveelheden gebruikte u de drugs die u kocht?
Het horen van deze getuigen is niet alleen in het belang van de verdediging, maar tevens noodzakelijk in het kader van de waarheidsvinding. Met name omdat de rechtbank zeer veel gewicht heeft toegekend aan de verklaringen van voornoemde getuigen met betrekking tot de vraag of de verkochte drugs de stof cocaïne bevatte. De door mij geformuleerde vragen zijn niet eerder aan de getuigen gesteld.
Daarnaast wenst de verdediging de getuigen [getuige 3] en [getuige 1] te horen over de Foslo die heeft plaatsgehad. Met name wenst de verdediging de getuigen te bevragen over de wijze waarop zij door de politie benaderd zijn, hoe vaak zij met de politie hebben gesproken in totaal en welke informatie aan hen is verstrekt voor de Foslo."
2.3.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer het volgende in:
"De raadsman wordt na de voordracht in de gelegenheid gesteld mondeling de bezwaren tegen het vonnis op te geven. De raadsman geeft op dat de verdachte het niet eens is met de veroordeling voor feit 1.
De raadsman vraagt het woord en merkt op:
Ik heb op 1 oktober 2014 bij appelschriftuur verzocht om drie getuigen te horen. Dit is per e-mailbericht van 11 mei 2015 op voorhand door de voorzitter afgewezen, maar ik zou de verzoeken ter terechtzitting kunnen herhalen. Ik handhaaf deze verzoeken. De maatstaf bij deze verzoeken is het verdedigingsbelang. Dat houdt in dat er terughoudendheid moet zijn bij het afwijzen van verzoeken.
De vraag in deze zaak is:
- wat is er verkocht;
- van wie is er gekocht;
- wanneer is er gekocht.
De pleegperiode is met name van belang voor de strafmaat.
Ik wil de getuigen horen over de betrouwbaarheid en kwaliteit van de aan hen verkochte drugs.
Er zijn gebruikers gehoord als getuigen. Wat is het referentiekader van deze getuigen? Ik vraag mij af of deze getuigen cocaïne testten en of hetgeen zij gekocht hebben iedere keer dezelfde uitwerking heeft.
Ik heb nog niet meegemaakt dat er een veroordeling is gevolgd voor het verkopen van cocaïne terwijl die cocaïne niet door de politie of het NFI is getest. U houdt mij voor dat ik dan de jurisprudentie moet lezen. Ik weet dat er andere middelen zijn die dezelfde uitwerking kunnen hebben als cocaïne. U vraagt mij welke middelen dat dan zijn. Dat heb ik opgenomen in mijn appelschriftuur.
De jongste raadsheer vraagt mij wat het gevolg kan zijn als de gebruikers zeggen dat zij ervaring hebben met het testen van cocaïne. Dan kunnen zij aangeven of hetgeen zij van verdachte gekocht zouden hebben dezelfde uitwerking heeft gegeven of dat het anders is dan normaal. U houdt mij voor dat u nog nooit van een junk heeft gehoord dat hij de drugs getest heeft. Ik hoor vaak dat men drugs laten testen om te weten of het betrouwbaar is.
De oudste raadsheer houdt de raadsman voor dat in de jurisprudentie al is uitgemaakt dat als een verslaafde verklaart dat het middel deed wat het moet doen, dit dan voldoende is.
De raadsman reageert:
Het gaat in deze zaak niet alleen om junks.
Ook wens ik de getuigen [getuige 3] en [getuige 1] te horen over de betrouwbaarheid van de Foslo. Het is niet op voorhand te zeggen dat hun verklaring hierover niet van belang is voor enige in deze zaak te nemen beslissing.
De advocaat-generaal reageert en merkt daartoe op:
De verzoeken van de raadsman hebben veel weg van een fishing expedition. In deze zaak is een Foslo confrontatie gehouden. Die Foslo voldoet aan de daaraan gestelde eisen, terwijl in dit geval had kunnen worden volstaan met een enkelvoudige confrontatie, dit omdat de getuigen al ruim driekwart jaar met de verdachte in aanraking zijn geweest.
Een kwaliteitsonderzoek van de gekochte cocaïne is in deze zaak niet relevant. Twee getuigen verklaren over de uitwerking die de gekochte cocaïne gaf. Dat is voldoende voor het aannemen van aanwezigheid van cocaïne. Als de gebruikers aangeven dat zij het idee hadden dat het cocaïne was, zullen zij nu niet anders verklaren.
De verzoeken dienen te worden afgewezen.
Op de daartoe strekkende vraag van de voorzitter antwoordt de raadsman:
De verdachte ontkent de in het feit 1 ten laste gelegde goederen te hebben verkocht.
Na een korte onderbreking voor beraad deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat de verzoeken van de raadsman worden afgewezen aangezien niet concreet is aangegeven waarom en op welke punten de verklaringen van de door de raadsman verzochte getuigen onbetrouwbaar of in strijd met de waarheid zijn.
De verdachte is door afwijzing van het horen van de getuigen redelijkerwijs niet in zijn verdediging geschaad."
2.4.
De afwijzing door het Hof van het ter terechtzitting in hoger beroep gedane verzoek tot het horen van getuigen is, mede gelet op hetgeen aan dat verzoek ten grondslag is gelegd, zonder nadere, doch ontbrekende motivering niet begrijpelijk.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittings-plaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 december 2016.