Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer het volgende in:
"De raadsman wordt na de voordracht in de gelegenheid gesteld mondeling de bezwaren tegen het vonnis op te geven. De raadsman geeft op dat de verdachte het niet eens is met de veroordeling voor feit 1.
De raadsman vraagt het woord en merkt op:
Ik heb op 1 oktober 2014 bij appelschriftuur verzocht om drie getuigen te horen. Dit is per e-mailbericht van 11 mei 2015 op voorhand door de voorzitter afgewezen, maar ik zou de verzoeken ter terechtzitting kunnen herhalen. Ik handhaaf deze verzoeken. De maatstaf bij deze verzoeken is het verdedigingsbelang. Dat houdt in dat er terughoudendheid moet zijn bij het afwijzen van verzoeken.
De vraag in deze zaak is:
- wat is er verkocht;
- van wie is er gekocht;
- wanneer is er gekocht.
De pleegperiode is met name van belang voor de strafmaat.
Ik wil de getuigen horen over de betrouwbaarheid en kwaliteit van de aan hen verkochte drugs.
Er zijn gebruikers gehoord als getuigen. Wat is het referentiekader van deze getuigen? Ik vraag mij af of deze getuigen cocaïne testten en of hetgeen zij gekocht hebben iedere keer dezelfde uitwerking heeft.
Ik heb nog niet meegemaakt dat er een veroordeling is gevolgd voor het verkopen van cocaïne terwijl die cocaïne niet door de politie of het NFI is getest. U houdt mij voor dat ik dan de jurisprudentie moet lezen. Ik weet dat er andere middelen zijn die dezelfde uitwerking kunnen hebben als cocaïne. U vraagt mij welke middelen dat dan zijn. Dat heb ik opgenomen in mijn appelschriftuur.
De jongste raadsheer vraagt mij wat het gevolg kan zijn als de gebruikers zeggen dat zij ervaring hebben met het testen van cocaïne. Dan kunnen zij aangeven of hetgeen zij van verdachte gekocht zouden hebben dezelfde uitwerking heeft gegeven of dat het anders is dan normaal. U houdt mij voor dat u nog nooit van een junk heeft gehoord dat hij de drugs getest heeft. Ik hoor vaak dat men drugs laten testen om te weten of het betrouwbaar is.
De oudste raadsheer houdt de raadsman voor dat in de jurisprudentie al is uitgemaakt dat als een verslaafde verklaart dat het middel deed wat het moet doen, dit dan voldoende is.
De raadsman reageert:
Het gaat in deze zaak niet alleen om junks.
Ook wens ik de getuigen [getuige 3] en [getuige 1] te horen over de betrouwbaarheid van de Foslo. Het is niet op voorhand te zeggen dat hun verklaring hierover niet van belang is voor enige in deze zaak te nemen beslissing.
De advocaat-generaal reageert en merkt daartoe op:
De verzoeken van de raadsman hebben veel weg van een fishing expedition. In deze zaak is een Foslo confrontatie gehouden. Die Foslo voldoet aan de daaraan gestelde eisen, terwijl in dit geval had kunnen worden volstaan met een enkelvoudige confrontatie, dit omdat de getuigen al ruim driekwart jaar met de verdachte in aanraking zijn geweest.
Een kwaliteitsonderzoek van de gekochte cocaïne is in deze zaak niet relevant. Twee getuigen verklaren over de uitwerking die de gekochte cocaïne gaf. Dat is voldoende voor het aannemen van aanwezigheid van cocaïne. Als de gebruikers aangeven dat zij het idee hadden dat het cocaïne was, zullen zij nu niet anders verklaren.
De verzoeken dienen te worden afgewezen.
Op de daartoe strekkende vraag van de voorzitter antwoordt de raadsman:
De verdachte ontkent de in het feit 1 ten laste gelegde goederen te hebben verkocht.
Na een korte onderbreking voor beraad deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat de verzoeken van de raadsman worden afgewezen aangezien niet concreet is aangegeven waarom en op welke punten de verklaringen van de door de raadsman verzochte getuigen onbetrouwbaar of in strijd met de waarheid zijn.
De verdachte is door afwijzing van het horen van de getuigen redelijkerwijs niet in zijn verdediging geschaad."