Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
20 december 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 9.023,00. Het Hof had dit bedrag vastgesteld op basis van een schatting van de opbrengst van gestolen horloges, waarbij het Hof abusievelijk slechts een derde deel van de aan de benadeelde partij toegekende schadevergoeding in mindering had gebracht. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte niet de wettelijke rente over de schadevergoeding in aanmerking heeft genomen. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeert dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden verminderd. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover het gaat om de hoogte van het geschatte voordeel en de betalingsverplichting. De Hoge Raad vermindert het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat tot € 4.499,00 en verwerpt het beroep voor het overige. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de bijbehorende verplichtingen.