ECLI:NL:HR:2016:2929

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
16/04141
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tot herziening van een strafrechtelijke veroordeling met betrekking tot de Wet op de kansspelen

Op 20 december 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De aanvrager, geboren in 1941, was eerder veroordeeld voor 'medeplegen van opzettelijke overtreding van de Wet op de kansspelen'. De aanvrager stelde dat hij niet de eigenaar-exploitant van het casino was, maar dat dit een ander was. De Hoge Raad oordeelde dat het bewezenverklaarde feit als 'medeplegen' was gekwalificeerd en dat het Hof bekend was met de argumenten die in de aanvraag tot herziening werden aangevoerd. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvraag tot herziening kennelijk ongegrond was en wees deze af. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de eerdere veroordeling van de aanvrager, waarbij hij was opgelegd een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk en een geldboete van fl. 2.500,-.

Uitspraak

20 december 2016
Strafkamer
nr. S 16/04141 H
DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 15 november 2000, nummer 22/002892-98, ingediend door G.G.J. Knoops, advocaat te Amsterdam, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1941.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Economische Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 26 februari 1997 - de aanvrager ter zake van "Medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 1 onder a van de Wet op de kansspelen, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een geldboete van fl. 2.500,-, subsidiair 35 dagen hechtenis. De Hoge Raad heeft het tegen dit arrest ingestelde beroep in cassatie verworpen bij arrest van 11 juni 2002, nr. 00826/01 E.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Beoordeling van de aanvraag

3.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2.
Het Hof heeft ten laste van de aanvrager bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 20 september 1990 tot en met 23 augustus 1994 te 's-Gravenhage telkens tezamen en in vereniging met anderen, in pand [a-straat 1] , telkens opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan personen uit het publiek om (telkens) door middel van het (kans)spel blackjack en/of roulette, mede te dingen naar prijzen of premies, waarbij de aanwijzing der winnaars geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen, terwijl daarvoor geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend."
3.3.
In de aanvraag wordt aangevoerd dat het ernstige vermoeden bestaat dat het Hof, indien het bekend zou zijn geweest met de bij de aanvraag gevoegde verklaringen van een groot aantal personen, zou hebben geoordeeld dat niet de aanvrager maar [betrokkene 1] , alias '[...]', de eigenaar-exploitant was van het in de bewezenverklaring bedoelde casino en dus tot vrijspraak zou zijn gekomen.
3.4.
Het aangevoerde kan niet een ernstig vermoeden wekken als hiervoor onder 3.1 vermeld, reeds omdat het Hof het bewezenverklaarde heeft gekwalificeerd als het "medeplegen" van de opzettelijke overtreding van de Wet op de kansspelen, terwijl de aanvraag niet opkomt tegen die vorm van betrokkenheid van de aanvrager bij het delict. Uit de overgelegde verklaringen kan overigens ook niet worden afgeleid dat de aanvrager niet als medepleger bij het bewezenverklaarde feit betrokken is geweest, waar in die verklaringen geen inzicht wordt gegeven in de feitelijke wijze van exploitatie van het casino noch van de daarbinnen geldende financiële verhoudingen.
Doch ook afgezien daarvan kan van het in de aanvraag aangevoerde niet worden gezegd dat het Hof daarmee niet bekend was. De in de overgelegde verklaringen benadrukte omstandigheid dat niet de aanvrager maar '[...]' de eigenaar-exploitant van het casino was, was ook reeds ten overstaan van de Rechter-Commissaris door enkele getuigen, wier verklaringen niet tot het bewijs zijn gebezigd, verklaard en ter terechtzitting van het Hof van 1 november 2000 door en namens de aanvrager als verdachte bepleit.
3.5.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 december 2016.