Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te Breda,
wonende op een geheim adres,
gevestigd te Amsterdam-Zuidoost,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
- i) De vader en de moeder hebben met elkaar samengeleefd. Zij hebben hun relatie in 2012 verbroken.
- ii) Uit de relatie van de vader en de moeder is op [geboortedatum] 2011 [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ) geboren. De vader heeft [de minderjarige] erkend.
- iii) De vader en de moeder oefenen samen het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige] .
- iv) [de minderjarige] woont bij haar vader.
- v) Uit een eerdere relatie van de moeder is op [geboortedatum] 2003 een dochter, [de dochter] (hierna: [de dochter] ), geboren. [de dochter] woont bij haar moeder, die alleen het gezag over [de dochter] uitoefent.
Het (inmiddels langdurig) verbroken family life van [de minderjarige] met haar moeder alsmede met haar (half)zusje als gevolg van de hevige strijd tussen partijen vormt een ernstige bedreiging voor de persoons- en identiteitsontwikkeling van [de minderjarige] . Dat de huidige opvoedsituatie bij de vader wellicht geen aanleiding biedt voor een beschermingsmaatregel als een ondertoezichtstelling maakt dit niet anders, immers het verbroken family life en de constatering van het hof ter zitting dat de ouders
tezamenop dit moment niet gemotiveerd blijken hier verandering in te brengen, maken de ondertoezichtstelling noodzakelijk. Het hof overweegt daarbij dat een ontwrichte relatie tussen de minderjarige en (een van) haar ouders en halfzus, veroorzaakt door partnerstrijd na het uiteengaan van de ouders, op zich reeds een ernstige bedreiging voor die minderjarige oplevert, althans kan opleveren. Gelet op de verbetenheid waarmee – naar het hof is gebleken – partijen hun stellingen hebben betrokken, is te voorzien dat de bedreiging van de persoons- en identiteitsontwikkeling van [de minderjarige] in het vrijwillige kader niet kan worden afgewend. Het door de vader verzochte aanvullend onderzoek op grond van artikel 810a Rv wijst het hof af, nu dit onderzoek niet mede tot de beslissing van het hof kan leiden, immers zowel het verbroken zijn van het family life als de ernstige strijd tussen de ouders zijn vaststaande feiten, reeds voortvloeiende uit hetgeen partijen zelf over en weer aanvoeren. Daarbij komt dat toewijzing van het verzoek strijdig zou zijn met het belang van [de minderjarige] , nu dit belang vordert dat het family life van [de minderjarige] met de moeder en haar halfzus met spoed wordt hersteld en derhalve het treffen van een maatregel thans zonder verder uitstel is geboden.
4.Beslissing
19 februari 2016.