ECLI:NL:HR:2016:2984

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 december 2016
Publicatiedatum
22 december 2016
Zaaknummer
15/03091
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van arrest inzake eigendom van Stradivarius-viool in consignatie en revindicatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de eigendom van een Stradivarius-viool die in consignatie was gegeven aan een vioolhandelaar. De eiseres, wonende in Nieuw-Zeeland, had de viool samen met haar overleden ex-echtgenoot in consignatie gegeven aan de vennootschap [A] GmbH, waarvan [betrokkene 2] de bestuurder was. Na het faillissement van [A] en de veroordeling van [betrokkene 2] wegens verduistering, vorderde eiseres de teruggave van de viool. De rechtbank verklaarde eiseres niet-ontvankelijk in haar vorderingen, en het hof bekrachtigde deze beslissing. De Hoge Raad oordeelde dat de consignatieovereenkomst niet eenduidig was en dat [betrokkene 2] beschikkingsbevoegdheid had om de viool te verkopen. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Eiseres werd in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.

Uitspraak

23 december 2016
Eerste Kamer
15/03091
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats], Nieuw Zeeland,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaten: mr. J.W.H. van Wijk en mr. G.C. Nieuwland.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/06/130327/HA ZA 12-212 van de rechtbank Oost-Nederland van 27 februari 2013 en van de rechtbank Gelderland van 31 juli 2013;
b. het arrest in de zaak 200.138.788 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 maart 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [verweerder] toegelicht door zijn advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 28 oktober 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [eiseres] en haar in 2011 overleden ex-echtgenoot, [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]), hebben op 1 januari 2010 een viool, bekend als Stradivarius, Cremona 1727, “Ex Smith” (hierna: de viool), voor verkoop in consignatie gegeven op basis van een schriftelijke overeenkomst (hierna: de consignatieovereenkomst). Als ondertekenaar van de consignatieovereenkomst staat vermeld de vennootschap naar Oostenrijks recht [A] GmbH (hierna: [A]). [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) was op het moment van ondertekening bestuurder van deze vennootschap.
(ii) De consignatieovereenkomst vermeldt als eigenaars van de viool “[betrokkene 1]/[verweerder]” ([verweerder] is [eiseres]). Verder is daarin onder meer het volgende bepaald:
“In case of a sale we pay the owner the amount of US$2.200.000,-
(…)
The above item remains the property of the above owner unless paid in full.
(…).”
(iii) Op 26 maart 2010 is mondeling een overeenkomst gesloten tot verkoop van twee violen, waaronder de viool. [betrokkene 2] heeft de viool op die dag overhandigd aan [verweerder] in diens in Nederland gelegen woonplaats.
De koopovereenkomst is in april 2010 schriftelijk vastgelegd en op 29 juni 2010 geregistreerd.
Deze overeenkomst vermeldt [betrokkene 2] als verkoper en de stichting Melviool als koper. De stichting Melviool (thans genaamd Melstring) is opgericht op 15 april 2010. [verweerder] is enig bestuurder van deze stichting.
De totale koopprijs voor de violen is vastgesteld op € 3.900.000,--. Van dat bedrag is € 2.200.000,-- bestemd voor de viool.
(iv) [verweerder] heeft de koopprijs voldaan door betaling van € 1.000.000,-- op een bankrekening ten name van [betrokkene 2] en door verrekening met een schuld van [betrokkene 2] aan [verweerder], vastgesteld op € 2.900.000,--.
(v) Eind 2010 is [A] failliet verklaard. Begin 2011 heeft de curator aan [eiseres] bericht dat de viool niet in de boedel is aangetroffen. [betrokkene 2] is eind 2012 door het Landesgericht für Strafsachen Wien tot een gevangenisstraf van zes jaar veroordeeld wegens onder meer verduistering van de viool.
(vi) Bij brief van 17 februari 2012 heeft de advocaat van [eiseres] en van [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3]), de weduwe en erfgename van [betrokkene 1], namens beiden om teruggave van de viool verzocht.
3.2.1
In dit geding vordert [eiseres] afgifte van de viool en vraagt zij een verklaring voor recht dat [verweerder] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] en [betrokkene 3] als (huidig gemeenschappelijk) eigenaars van de viool.
De rechtbank heeft [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen.
3.2.2
Het hof heeft de vonnissen van de rechtbank bekrachtigd met verbetering en aanvulling van gronden in zoverre dat de hiervoor in 3.2.1 vermelde vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen. Het hof heeft daartoe – voor zover in cassatie van belang – als volgt overwogen:
“4.14 Bezien moet worden door uitleg van de consignatieovereenkomst of [betrokkene 2] de grenzen van deze overeenkomst heeft overschreden, bij welke uitleg het hiervoor genoemde Haviltex-criterium wederom uitgangspunt is.
De passage in de consignatieovereenkomst “The above item remains the property of the above owner unless paid in full” is, anders dan [eiseres] stelt, niet eenduidig. Uit de daarboven opgenomen zinsnede “In case of a sale we pay the owner the amount of US $ 2.200.000,-” valt af te leiden dat het de bedoeling was dat [betrokkene 2] de koopsom zou incasseren. Hiervoor is reeds overwogen dat [betrokkene 2] (als middellijke vertegenwoordiger) de bevoegdheid had de viool te verkopen. Dat wordt nog eens ondersteund door de genoemde zinsnede.
Ten pleidooie heeft [eiseres] verduidelijkt dat [betrokkene 2] wel bevoegd was de viool te verkopen, maar dat hij het instrument niet mocht leveren zolang zij niet betaald was. Dat [betrokkene 2] en [eiseres]/[betrokkene 1] ervoor gekozen zouden hebben dat [betrokkene 2] een koopovereenkomst tot stand zou brengen, de koopsom van de koper zou incasseren, het bedrag van US $ 2.200.000,- aan [eiseres]/[betrokkene 1] zou betalen om pas daarna de viool te leveren aan de koper, ligt niet erg voor de hand.
Dat er kopers te vinden zijn die aan een dergelijke constructie zouden willen meewerken is zo weinig voorstelbaar dat het op de weg van [eiseres] had gelegen nader te onderbouwen waarom de door haar voorgestane uitleg zou moeten worden gevolgd. Nu zij dit heeft nagelaten kan niet worden aangenomen dat de bedoelde clausule afdoet aan de beschikkingsbevoegdheid van [betrokkene 2] (tot verkoop én levering).
4.15
Uitgaande van de beschikkingsbevoegdheid van [betrokkene 2] kan [eiseres] niet revindiceren, zodat haar vordering terecht is afgewezen door de rechtbank, zij het op andere gronden. Hierdoor kan in het midden blijven of [eiseres] bevoegd is namens een gemeenschap van eigenaren van de viool een vordering in te stellen en kunnen de grieven I tot en met III en de overige stellingen en verweren van partijen buiten behandeling blijven.”
3.3.1
De onderdelen 5.3 en 5.4, die zich voor gezamenlijke behandeling lenen, richten zich tegen rov. 4.14. Onderdeel 5.3 klaagt dat de omstandigheid dat [betrokkene 2] de bevoegdheid had de viool te verkopen en de koopprijs te incasseren, niet ertegen pleit dat [eiseres] de clausule
“The above item remains the property of the above owner unless paid in full”zo heeft opgevat en mocht opvatten dat [betrokkene 2] de viool alleen mocht en kon overdragen voor zover [eiseres] betaling zou hebben ontvangen. Onderdeel 5.4 richt een klacht tegen de overweging dat niet erg voor de hand ligt dat [betrokkene 2] en [eiseres]/[betrokkene 1] ervoor gekozen zouden hebben dat [betrokkene 2] een koopovereenkomst tot stand zou brengen, de koopsom van de koper zou incasseren, het bedrag van US$ 2.200.000,-- aan [eiseres] en [betrokkene 1] zou betalen om pas daarna de viool te leveren aan de koper, en dat zo weinig voorstelbaar is dat er kopers te vinden zijn die aan een dergelijke constructie zouden willen meewerken, dat het op de weg van [eiseres] had gelegen nader te onderbouwen waarom de door haar voorgestane uitleg zou moeten worden gevolgd.
3.3.2
De onderdelen klagen terecht dat deze motivering tekortschiet. Niet valt immers in te zien dat aan de door [eiseres] bepleite, in de onderdelen genoemde uitleg van de overeenkomst, dat [betrokkene 2] de viool alleen in eigendom kon en mocht overdragen indien [eiseres] betaling van het in die overeenkomst genoemde bedrag zou hebben ontvangen, slechts recht zou kunnen worden gedaan met de door het hof beschreven gang van zaken. Die uitleg laat immers in beginsel iedere koop en levering toe waarbij de eigendom van de viool bij [betrokkene 1] en [eiseres] blijft, zolang zij geen betaling hebben ontvangen van het in de consignatieovereenkomst genoemde bedrag van US$ 2.200.000,--. Niet valt dan ook in te zien dat die uitleg tot een constructie zou moeten leiden waarvan niet goed voorstelbaar is dat kopers daaraan zouden willen meewerken.
Om dezelfde reden kan ook het oordeel van het hof dat [eiseres] (in het licht van de door het hof genoemde gang van zaken) haar stellingen omtrent de wijze waarop zij de hiervoor aangehaalde clausule heeft begrepen en mogen begrijpen nader had moeten onderbouwen, de verwerping van die stellingen niet dragen.
3.4
De onderdelen 3, 4 en de overige klachten van onderdeel 5 behoeven geen behandeling.
De onderdelen 1, 2 en 6 kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 maart 2015;
verwijst het geding naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 497,37 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [verweerder] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
23 december 2016.