ECLI:NL:HR:2016:307

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
14/06303
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van dagvaarding in hoger beroep wegens schending van betekeningseisen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 februari 2016 uitspraak gedaan over de nietigheid van een dagvaarding in hoger beroep. De verdachte, geboren in 1981, had beroep in cassatie ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 oktober 2014. De advocaat van de verdachte, J.S. Nan, had middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof voor herbehandeling.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte sinds 30 mei 2012 staat ingeschreven in de basisregistratie persoonsgegevens van de gemeente Zwijndrecht op een specifiek adres, dat als zijn briefadres fungeerde. De Hoge Raad oordeelde dat de dagvaarding in hoger beroep niet overeenkomstig artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering was betekend, waardoor deze nietig was. Dit oordeel was in strijd met de eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 17 november 2015, waarin soortgelijke kwesties aan de orde waren.

De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat het oordeel van het Hof, dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig was betekend, onjuist was. De bestreden uitspraak kon daarom niet in stand blijven, en het tweede middel behoeft geen bespreking. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaard.

Uitspraak

23 februari 2016
Strafkamer
nr. S 14/06303
AJ/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 oktober 2014, nummer 22/005289-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.S. Nan, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig is betekend.
2.2.
De bestreden uitspraak is bij verstek gewezen. De inhoud van de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad toegezonden stukken is, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.
2.3.
Bij zijn onderzoek naar de naleving van art. 435, eerste lid, Sv heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de verdachte vanaf 30 mei 2012 staat ingeschreven in de basisregistratie persoonsgegevens van de gemeente Zwijndrecht op het adres [a-straat 1] Zwijndrecht , zijnde het briefadres van de verdachte. Daaruit volgt dat de dagvaarding in hoger beroep niet is betekend overeenkomstig art. 588 Sv, zodat die dagvaarding nietig is (vgl. HR 17 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3323, NJ 2016/19). Het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel dat de dagvaarding in hoger beroep geldig is betekend, is derhalve onjuist.
2.4.
Het middel is dus terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 februari 2016.