ECLI:NL:HR:2016:308

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
14/05941
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de strafoplegging in een mensenhandelzaak met terugwijzing naar het Gerechtshof Den Haag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 februari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld voor mensenhandel en had een gevangenisstraf van 24 maanden gekregen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De Hoge Raad oordeelde dat de strafoplegging niet voldoende gemotiveerd was. De vaststelling dat de verdachte eerder onherroepelijk was veroordeeld voor andere strafbare feiten, bood geen steun voor de conclusie dat dit hem had weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Hierdoor was de strafoplegging ontoereikend gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de straf.

Uitspraak

23 februari 2016
Strafkamer
nr. S 14/05941
ABO/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 17 november 2014, nummer 22/003735-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de strafoplegging en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt over de strafmotivering.
3.2.
De verdachte is ter zake van "mensenhandel, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De strafoplegging is als volgt gemotiveerd:
"Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel. Voor personen beneden de leeftijd van achttien jaren wordt niet aanvaard dat zij vrijwillig kiezen voor een baan in de prostitutie; zij dienen in het bijzonder te worden beschermd. Door op de bewezen verklaarde wijze te handelen heeft de verdachte zijn eigen financieel gewin voorop gesteld. Mensenhandel is een zeer vergaande en ontluisterende manier van uitbuiting. De lichamelijke en geestelijke integriteit van mensen wordt totaal ondergeschikt gemaakt aan het geldelijk gewin. Van dit soort feiten is algemeen bekend dat de slachtoffers daarvan nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen ondervinden.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 oktober 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, zij het andersoortige feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft mede acht geslagen op de binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde.
Het hof is - alles overwegende en mede gelet op de speciale en generale preventie - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt."
3.3.
De vaststelling dat "de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, zij het andersoortige feiten" en dat dit de verdachte "er kennelijk niet van [heeft] weerhouden de onderhavige feiten te plegen" is niet zonder meer begrijpelijk aangezien voormeld uittreksel daarvoor geen steun biedt. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
3.4.
Het middel is terecht voorgesteld.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 februari 2016.