ECLI:NL:HR:2016:3375

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 november 2016
Publicatiedatum
27 februari 2017
Zaaknummer
16/05613
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing van een ander gerecht in verband met aangifte tegen rechter-plaatsvervanger

In deze beschikking van de Hoge Raad, gedateerd 29 november 2016, wordt een verzoek behandeld van de Hoofdofficier van Justitie van het Arrondissementsparket Midden-Nederland. Het verzoek betreft de aanwijzing van een ander gerecht voor de vervolging en berechting van een rechter-plaatsvervanger in de Rechtbank Noord-Nederland, tegen wie aangifte is gedaan van mishandeling. De Hoge Raad oordeelt dat het verzoek vatbaar is voor inwilliging, aangezien de betrokkene ten tijde van het in de aangifte bedoelde feit rechterlijk ambtenaar was in de zin van artikel 510, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Procureur-Generaal, J. Silvis, heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.

De Hoge Raad wijst de Rechtbank Amsterdam aan als het gerecht waar de (eventuele) vervolging en berechting van de zaak zal plaatsvinden. Dit besluit is genomen in het kader van de waarborging van een eerlijke rechtsgang, gezien de omstandigheden van de zaak. De beschikking is vastgesteld in raadkamer, waarbij de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, en in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker.

Uitspraak

29 november 2016
Strafkamer
nr. S 16/05613
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het verzoekschrift van de Hoofdofficier van Justitie van het Arrondissementsparket Midden-Nederland, ingekomen bij de Hoge Raad op 14 november 2016, tot aanwijzing van een ander gerecht als bedoeld in art. 510, eerste lid, Sv in de zaak betreffende:
[betrokkene], thans rechter-plaatsvervanger in de Rechtbank Noord-Nederland.

1.Het verzoek

De Hoofdofficier van Justitie heeft zich tot de Hoge Raad gewend met het verzoek op de voet van art. 510 Sv een Rechtbank aan te wijzen voor de vervolging en berechting van de betrokkene.

2.De conclusie van de Procureur-Generaal

De Procureur-Generaal J. Silvis heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.

3.Beoordeling van het verzoek

3.1.
Uit de bij het verzoekschrift overgelegde stukken blijkt:
a. dat tegen de betrokkene aangifte is gedaan dat deze zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
b. dat de betrokkene ten tijde van het in de aangifte bedoelde feit rechterlijk ambtenaar in de zin van art. 510, eerste lid, Sv was.
3.2.
Uit het vorenstaande volgt dat het verzoek, gelet op art. 510 Sv, vatbaar is voor toewijzing.

4.Beslissing

De Hoge Raad wijst de Rechtbank Amsterdam aan als gerecht voor hetwelk, zo het Openbaar Ministerie bij die Rechtbank dit nodig oordeelt, de vervolging en berechting van de zaak zullen plaatshebben.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en vastgesteld in raadkamer op
29 november 2016.