Uitspraak
1.Het verzoek
2.De conclusie van de Procureur-Generaal
3.Beoordeling van het verzoek
4.Beslissing
29 november 2016.
Hoge Raad
In deze beschikking van de Hoge Raad, gedateerd 29 november 2016, wordt een verzoek behandeld van de Hoofdofficier van Justitie van het Arrondissementsparket Midden-Nederland. Het verzoek betreft de aanwijzing van een ander gerecht voor de vervolging en berechting van een rechter-plaatsvervanger in de Rechtbank Noord-Nederland, tegen wie aangifte is gedaan van mishandeling. De Hoge Raad oordeelt dat het verzoek vatbaar is voor inwilliging, aangezien de betrokkene ten tijde van het in de aangifte bedoelde feit rechterlijk ambtenaar was in de zin van artikel 510, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Procureur-Generaal, J. Silvis, heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.
De Hoge Raad wijst de Rechtbank Amsterdam aan als het gerecht waar de (eventuele) vervolging en berechting van de zaak zal plaatsvinden. Dit besluit is genomen in het kader van de waarborging van een eerlijke rechtsgang, gezien de omstandigheden van de zaak. De beschikking is vastgesteld in raadkamer, waarbij de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, en in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker.