Na verstekvonnis is in hoger beroep is namens de verdachte een "uitdrukkelijk onderbouwd standpunt" ingenomen in de zin van art. 359 lid 2 Sv, waarvan de beslissing van het hof afwijkt, en mitsdien de verplichting bestaat om "de redenen die daartoe hebben geleid" te motiveren. Een dergelijke motivering ontbreekt. Artikel 359 lid 3 wetboek van strafvordering luidt, voor zover hier van belang:
(..) De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis
{raadsman: lees: verstekvonnis d.d. 15 september 2015 dat immers door het hof is bekrachtigd)
opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden (..).
Ter zitting in hoger beroep is - in weerwil van aldaar gevoerd verweer in de zin van art. 359 lid 3 Sv - dit verweer ongemotiveerd verworpen door het hof bij het wijzen van het arrest.
Er is door het hof - zo begrijpt de verdediging - kennelijk enkel in het gewraakte arrest verwezen, zonder nadere motivering op hetgeen ter zitting op 14 december 2015 namens de verdachte is aangevoerd, naar de uitspraak in eerste aanleg, zijnde een verstekvonnis. Dat vonnis is vervolgens bevestigd.
Echter, met deze verstekveroordeling in de hand (en het arrest van het hof) blijft evident staan het gevoerde "meer -en vaart-verweer" ter zitting bij het Hof op 14 december 2014 (2) dat tevens een "uitdrukkelijk onderbouwd standpunt" in zich draagt - in het voorliggend geval - als zodanig is aan te merken (van de ontkennende verdachte) in de zin van art. 359 lid 2 Sv.
Een z.g. "meer en vaart-verweer" sluit nauw aan bij de eisen zoals door de formele wetgever gesteld in art. 359 lid 3 Sv en behelst, aldus rechtsgeleerden Corstens & Borgers (3) - welke schrijvers AG mr D. Aben aanhalen - als "de kern van het bewijsminimum" worden gezien :
" (..) In welke mate kan aan de hand van het bijkomend bewijsmateriaal worden gediscrimineerd tussen het belastende scenario waarop de tenlastelegging berust, en het daar door de verdediging tegenover gestelde ontlastende scenario? Het komt er daarbij op aan of uit de beschikbare bewijsmiddelen zodanige feiten en omstandigheden blijken dat het ene scenario (meer) aannemelijk én het andere scenario (veelmeer) onaannemelijk kan worden bevonden. (..) "
Ter adstructie dat er zo'n gevoerd "meer en vaart -verweer" op 14 december 2015 bij het Hof, wordt geciteerd uit het proces-verbaal terechtzitting van 14 december 2015, voor zover hier van belang:
"Ten eerste valt op dat er te weinig bewijs is dat cliënt de computers heeft meegenomen.(..)
Onder frame 21, foto 8 en frame 23, foto 9 wordt vermeld: NN en [betrokkene] lopen met rolkar langs de receptie, respectievelijk over de binnenplaats. Daaruit kan niet worden afgeleid dat cliënt de computers heeft weggenomen.(..) Er is een rolkar verdwenen en hij is in de betreffende kamer geweest, maar cliënt verlaat niet met de rolkar het pand. Hij was op dat moment bij de portier. Dat laat de mogelijkheid open dat hij geen weet had wat er ondertussen was gebeurd. NN en [betrokkene] verlaten het pand met rolkar, maar er is geen bewijs van de betrokkenheid van cliënt of voor een bewuste samenwerking met de andere twee. (..)"
Deze passage kan bezwaarlijk anders worden opgevat dan dat ter zitting - in verweer op het verstekvonnis in eerste aanleg van 15 september 2015 - een z.g. "meer en vaart-verweer" (schending art. 359 lid 2, 3 en 8 Sv) ter zitting is gevoerd, en dat het hof in de einduitspraak van 28 december 2015 heeft verzuimd hierop gemotiveerd te beslissen. Dit klemt temeer nu het vonnis in eerste aanleg een verstekvonnis betrof en een (alternatieve) zienswijze van de verdachte of zijn verdediging heeft ontbroken voor de Rechter.
In het voorliggende geval dient vermeld te worden dat op de litigieuze rolkar zich de tenlastegelegde computers (I-Macs) bevonden die het Conservatorium "langs de receptie" hebben verlaten.
Ik verwijs hiervoor - volledigheidshalve naar pagina 15 van het onderliggende dossier, alwaar wordt verwezen (in deze volgorde !) naar : "frame 24", "Frame 21" "Frame 23" met respectievelijk tekst:
Frame 24:
"[verdachte] praat met avondportier"
Frame 21:
"NN en [betrokkene] lopen met rolkar met goederen langs receptie"
En:
Frame 23:
"NN en [betrokkene] lopen met rolkar met goederen over de binnenplaats"
Tevens bevat dit proces-verbaal van bevindingen aan het slot nog de opmerking:
"Opmerking: het betreft hier beelden van drie camera's; de entree, de desbetreffende gang en de binnenplaats. Niet is vast te stellen of de tijden van deze drie camera's gelijk lopen"
Ik voeg voor de volledigheid en een ordentelijke magistratelijke beoordeling van dit Cassatiemiddel hierbij afschrift van het litigieuze proces-verbaal van bevindingen, d.d. 12 december 2014, pagina 14 en 15 (met excuses voor mijn eigen hierop gemaakte aantekeningen)
[bijlage 1, Schriftuur]