ECLI:NL:HR:2016:461

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
22 maart 2016
Zaaknummer
15/02552
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis van de Kantonrechter inzake overtreding van de Wegenverkeerswet 1994

Op 22 maart 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een herzieningszaak met nummer 15/02552. De zaak betreft een aanvraag tot herziening van een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Dordrecht, dat op 27 maart 2002 was gewezen. De aanvrager, geboren in 1978, was eerder veroordeeld voor het rijden zonder geldig rijbewijs en het rijden zonder verzekering. De aanvraag tot herziening is ingediend door advocaat P. Scholte, die stelt dat de aanvrager ten tijde van de overtredingen beschikte over een geldig rijbewijs. De bij de aanvraag gevoegde brief van de Divisie Registratie en Informatie ondersteunt deze stelling, wat leidt tot het ernstige vermoeden dat de Kantonrechter, indien hij op de hoogte was geweest van dit gegeven, de aanvrager zou hebben vrijgesproken.

De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd dat de aanvraag ongegrond zou moeten worden verklaard. Echter, de Hoge Raad oordeelt anders. De Hoge Raad stelt vast dat er sprake is van een gegeven als bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder c van het Wetboek van Strafvordering, dat niet bekend was tijdens de eerdere zitting. Dit gegeven wekt het ernstige vermoeden dat de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest als het bekend was geweest.

De Hoge Raad verklaart de aanvraag tot herziening gegrond en beveelt de opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Kantonrechter. De zaak wordt verwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van nieuwe feiten in herzieningsprocedures en de mogelijkheid om eerdere veroordelingen te herzien op basis van nieuwe informatie.

Uitspraak

22 maart 2016
Strafkamer
nr. S 15/02552 H
CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Dordrecht van 27 maart 2002, nummer 11/152642-01, ingediend door P. Scholte, advocaat te Amsterdam, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De Kantonrechter in de Rechtbank Dordrecht heeft de aanvrager ter zake van 1. "overtreding van artikel 107, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot een geldboete van € 211,-, subsidiair 4 dagen hechtenis, en ter zake van 2. "als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden" tot een geldboete van € 330,-, subsidiair 6 dagen hechtenis.

2.De aanvraag tot herziening

2.1.
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat de aanvrager ten tijde van de sub 1 bewezenverklaarde overtreding wel over een geldig rijbewijs beschikte.

3.De conclusie van de Advocaat-Generaal

De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag ongegrond zal verklaren.

4.Beoordeling van de aanvraag

4.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.
De aanvrager is bij de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd veroordeeld voor het rijden zonder geldig rijbewijs op 23 februari 2001 (feit 1), zulks - naar hij betoogt - ten onrechte. In dat verband verwijst hij naar een bij de aanvraag gevoegde brief van de Divisie Registratie en Informatie van 23 augustus 2013 die inhoudt dat op 6 januari 1999 een rijbewijs dat geldt voor motorrijtuigen van categorie B, is afgegeven aan [aanvrager] (geboren [geboortedatum]-1978).
4.3.
Die brief geeft steun aan de stelling waarop de aanvraag berust, te weten dat de aanvrager ten tijde van de overtreding waarop de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd betrekking heeft, beschikte over een geldig rijbewijs. Dit gegeven levert het ernstige vermoeden op dat de Kantonrechter, ware deze daarmee bekend geweest, de aanvrager van het hem onder 1 tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.

5.Slotsom

Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat hier wat betreft feit 1 sprake is van een gegeven als bedoeld in
art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv, zodat de aanvraag gegrond is en als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart wat betreft feit 1 de aanvraag tot herziening gegrond;
beveelt wat betreft feit 1 voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Kantonrechter;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid, Sv wat betreft feit 1 opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 maart 2016.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.