ECLI:NL:HR:2016:462

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
22 maart 2016
Zaaknummer
15/02633
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis van de Kantonrechter inzake rijden zonder geldig rijbewijs

Op 22 maart 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een herzieningszaak met nummer 15/02633. De zaak betreft een aanvraag tot herziening van een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam, waarin de aanvrager was veroordeeld voor het rijden zonder geldig rijbewijs. De aanvrager, geboren in 1978, had een geldboete van € 220,- opgelegd gekregen, subsidiair 4 dagen hechtenis, en 1 week hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De aanvraag tot herziening is gebaseerd op de stelling dat de aanvrager ten tijde van de overtreding beschikte over een geldig rijbewijs, wat niet bekend was bij de Kantonrechter tijdens de eerdere uitspraak.

De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd dat de aanvraag ongegrond zou moeten worden verklaard. Echter, de Hoge Raad oordeelde anders. De bij de aanvraag gevoegde brief van de Divisie Registratie en Informatie ondersteunt de stelling van de aanvrager dat hij over een geldig rijbewijs beschikte ten tijde van de overtreding. Dit levert een ernstig vermoeden op dat de Kantonrechter, indien hij hiervan op de hoogte was geweest, de aanvrager zou hebben vrijgesproken.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er sprake is van een gegeven als bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder c van het Wetboek van Strafvordering, en heeft de aanvraag tot herziening gegrond verklaard. De Hoge Raad heeft de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Kantonrechter geschorst en de zaak verwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

Uitspraak

22 maart 2016
Strafkamer
nr. S 15/02633 H
CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam van 17 juni 2004, nummer 10/280439-03, ingediend door P. Scholte, advocaat te Amsterdam, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De Kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van artikel: WVW94 107/1" veroordeeld tot een geldboete van € 220,-, subsidiair 4 dagen hechtenis, en 1 week hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

2.De aanvraag tot herziening

2.1.
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat de aanvrager ten tijde van de bewezenverklaarde overtreding wel over een geldig rijbewijs beschikte.

3.De conclusie van de Advocaat-Generaal

De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag ongegrond zal verklaren.

4.Beoordeling van de aanvraag

4.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.
De aanvrager is bij de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd veroordeeld voor het rijden zonder geldig rijbewijs op 23 maart 2003, zulks - naar hij betoogt - ten onrechte. In dat verband verwijst hij naar een bij de aanvraag gevoegde brief van de Divisie Registratie en Informatie van 23 augustus 2013 die inhoudt dat op 6 januari 1999 een rijbewijs dat geldt voor motorrijtuigen van categorie B, is afgegeven aan [aanvrager] (geboren [geboortedatum]-1978).
4.3.
Die brief geeft steun aan de stelling waarop de aanvraag berust, te weten dat de aanvrager ten tijde van de overtreding waarop de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd betrekking heeft, beschikte over een geldig rijbewijs. Dit gegeven levert het ernstige vermoeden op dat de Kantonrechter, ware deze daarmee bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.

5.Slotsom

Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat hier sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv, zodat de aanvraag gegrond is en als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Kantonrechter;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 maart 2016.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.