ECLI:NL:HR:2016:56

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 januari 2016
Publicatiedatum
14 januari 2016
Zaaknummer
15/02842
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.A.C.A. Overgaauw
  • C.B. Bavinck
  • L.F. van Kalmthout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen afwijzing verzoek om beschikking vennootschapsbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [X] B.V. tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 mei 2015, waarin een verzoek om een beschikking op basis van artikel 21, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 werd afgewezen. De belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij verschillende middelen voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna de belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwijst hierbij naar een eerdere uitspraak van 10 juli 2015.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2016 door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.

Uitspraak

15 januari 2016
Nr. 15/02842
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Zeeland-West-Brabantvan 19 mei 2015, nr. AWB 15/551, betreffende de afwijzing van een verzoek om een beschikking als bedoeld in artikel 21, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 10 juli 2015, nr. 14/05914, ECLI:NL:HR:2015:1779, BNB 2015/188).

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2016.